Verwarringsgevaar tussen beeldmerken Lacoste en Kajman voor o.a. schoeisel

01-10-2015 Print this page
IEPT20150930, GEU, Kajman v BHIM

Merkenrecht. Beroep tegen de gedeeltelijke weigering van inschrijving van het beeldmerk in de kleuren groen, wit en grijs bestaande in de weergave van een krokodil met het woordelement „KAJMAN” voor waren en diensten van de klassen 18, 20, 22, 25 en 36.

 

Het beroep wordt verworpen. Er is sprake van verwarringsgevaar tussen de beeldmerken van Kajman en Lacoste (zie afbeelding). De waren in klasse 18 (o.a. kleding voor dieren en (leren) tassen) en 25 (schoeisel) zijn identiek of vergelijkbaar. Er is sprake van lage visuele overeenstemming tussen beide beeldmerken en fonetisch zijn ze niet te vergelijken. Conceptueel komen de beeldmerken wel overeen omdat ze beide een krokodil bevatten hierdoor zou het relevante publiek kunnen denken dat ze iets met elkaar te maken hebben. Ondanks dat de beeldmerken niet heel veel overeenstemming vertonen is er toch sprake van verwarringsgevaar vanwege de grote bekendheid van het beeldmerk van Lacoste. De klacht van interveniënt Lacoste over het oordeel van het BHIM met betrekking tot waren van klasse 20 (o.a. kussens voor huisdieren) wordt afgewezen.

 

71. However, the conditions under which the goods are marketed, and consequently the importance of similarity between the signs at issue, which is tied in with the nature of the goods, are only one of the elements to be taken into consideration when carrying out the global assessment of the likelihood of confusion on the part of the relevant public. Consequently, the likelihood of confusion between the marks at issue is not precluded even if it is conceded that the visual aspect is particularly important in a case such as the present in which the goods are sold mainly in stores where consumers choose the product themselves. It is not impossible that the representation of a caiman in the mark applied for may be perceived as a variant of the representation of a crocodile in the earlier mark, the latter being widely known among the relevant public, as is clear from paragraphs 36 to 43 of the contested decision, a fact which, moreover, is not disputed by the applicant.

 

Lees het arrest hier en lees hier het perscommuniqué.