Zekerheidsstelling van € 20.000 toegewezen

07-10-2015 Print this page
IEPT20150930, Rb Den Haag, Bacardi I

Dat [A] zekerheidsincident niet tegelijk met bevoegdheidsincident heeft ingediend zorgt voor proceskostenveroordeling, maar niet voor niet-ontvankelijkheid [A]. Zekerheidsstelling Bacardi toegewezen: uitzondering art. 224 (2) sub b Rv niet van toepassing en geen verhaal in Nederland (art. 224(2) sub c Rv). Zekerheidsstelling van €  20.000 voor 1019h Rv proceskosten inzake vorderingen waarvoor Rb zich onbevoegd heeft verklaard (IEPT20150318).

 

PROCESRECHT

 

Schorsingsincident en zekerheidsincident. In de hoofdzaak vordert Bacardi veroordeling van [A] , [C] , [B] en [D] c.s. wegens hun betrokkenheid als (feitelijk) bestuurders bij merkinbreuk en onrechtmatige handelen van de sub 5, 7-10, 12-14, 18 en 22-26 genoemde mede gedaagden. In het schorsingsincident vordert [A] schorsing totdat over de bevoegdheid van de rechtbank jegens gedaagden [B], [C] en [D] c.s. is geoordeeld. In het incident vordert [A] zekerheidstelling van de proceskosten.

 

De rechtbank overweegt allereerst dat niet is in te zien waarom [A] de incidentele eis tot zekerheidsstelling niet tegelijk met de incidentele vordering in het bevoegdheidsincident heeft kunnen instellen. Volgens artikel 224 lid 4 Rv erkent hij daarmee niet de bevoegdheid van deze rechtbank. Evenmin is in te zien dat de noodzaak van zekerheidsstelling pas na het bevoegdheidsincident is gebleken. Hierdoor heeft [A] in strijd met artikel 208(3) Rv gehandeld, waardoor de kosten van dit incident als door hem nodeloos gemaakt moeten worden aangemerkt. Deze kosten dienen voor [A] zijn rekening te komen, maar er is geen reden om [A] in zijn incidentele vorderingen niet-ontvankelijkheid te verklaren.

 

Bacardi moet zekerheid stellen voor de proceskosten. Er zijn geen uitzonderingen uit artikel 224 (2) Rv van toepassing. Bacardi Limited stelt dat een tegen haar te verkrijgen vonnis op grond van het EVEX-Verdrag in Zwitserland ten uitvoer worden gelegd, maar de rechtbank overweegt dat artikel 224(2) sub b uitsluitend van toepassing is op partijen die hun woonplaats of gewone verblijfplaats hebben op de plaats waar de veroordeling tot betaling van de proceskosten ten uitvoer kan worden gelegd. Nu Bacardi Limited statutair in Liechtenstein is gevestigd, is niet in te zien dat zij (mede) woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Zwitserland. Er is ook geen verhaal mogelijk in Nederland (artikel 224(2) sub c Rv. Omdat de mogelijkheid bestaat dat alleen Bacardi Limited jegens [A] in de proceskosten wordt veroordeeld, is de (gestelde) liquiditeitspositie van Bacardi Nederland niet doorslaggevend. De verklaring van Bacardi Nederland dat zij bereid en in staat is de (eventuele) proceskosten van Bacardi Limited te voldoen, is eveneens ontoereikend. Het risico bestaat namelijk dat pas onder de door Bacardi Nederland gestelde garantie wordt betaald nadat een executoriale titel jegens Bacardi Nederland is verkregen.

 

Bacardi moet zekerhied stellen voor de proceskosten die verband houden met de vorderingen waarvoor Bacardi bij het vonnis van 18 maart 2015 (IEPT20150318) onbevoegd is verklaard. Welke kosten [A] heeft gemaakt blijkt vooralsnog niet. De rechtbank acht aannemelijk dat deze de kosten van een niet-eenvoudige bodemprocedure zonder repliek en dupliek niet zullen overstijgen. Die kosten zijn volgens de IE-indicatietarieven te begroten op € 20.000,-. [A] heeft geen belang bij het schorsingsincident, nu de rechtbank ook vonnis wijst op het door [B] , en [D] c.s. opgeworpen bevoegdheidsincident (IEPT20150930).

IEPT20150930, Rb Den Haag, Bacardi I

(ECLI-versie)