Rb onbevoegd jegens in buitenland wonende [D] c.s., behoudens voor zover zij op grond van art. 6(1) EEX-Vo (oud) aansprakelijk worden gehouden voor inbreuk door Nederlandse mede-gedaagden op BACARDI-Gemeenschapsmerken. Rb op grond van artikel 107 Rv bevoegd kennis te nemen van vorderingen jegens [B] en [C] door samenhang met vorderingen jegens Nederlandse vennootschappen.
PROCESRECHT - IPR
Bevoegdheidsincident. In de hoofdzaak vordert Bacardi veroordeling van [A] , [C] , [B] en [D] c.s. wegens hun betrokkenheid als (feitelijk) bestuurders bij merkinbreuk en onrechtmatige handelen van de sub 5, 7-10, 12-14, 18 en 22-26 genoemde mede gedaagden. In dit incident stellen [B], [C] (die buiten het arrondissement Den Haag wonen, maar wel in Nederland) en (de in buitenland wonende) [D] c.s. dat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen jegens hen.
De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen jegens [D] c.s., behoudens voor zover zij (op grond van artikel 6(1) EEX-Vo (oud)) aansprakelijk worden gehouden voor inbreuk door Nederlandse mede-gedaagden op BACARDI-Gemeenschapsmerken.
Met betrekking tot gedaagden [B] en [C] verklaart de rechtbank zich op grond van artikel 107 Rv bevoegd, ten aanzien van de vorderingen van het faciliteren van merkinbreuk, omdat sprake is van samenhang met de vorderingen tegen de in Nederland gevestigde vennootschappen die gebaseerd zijn op inbreuken op de Gemeenschapsmerken van Bacardi, waarbij de rechtbank bevoegd is. Voor de overige vorderingen jegens [B] en [C] geldt dat ook voldoende samenhang bestaat met de vorderingen jegens de Nederlandse vennootschappen. Vanuit proceseconomische redenen valt niet in te zien dat het doelmatig zou zijn om deze vorderingen, waaraan hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt als aan de vorderingen tegen de Nederlandse vennootschappen op grond van inbreuken op de Gemeenschapsmerken, te verwijzen naar een andere rechter.
IEPT20150930, Rb Den Haag, Bacardi II
