Gerede kans dat octrooi voor vanilline niet inventief wordt geacht in bodemprocedure

26-11-2015 Print this page
IEPT20151124, Hof Den Haag, Rhodia v Jiaxing

IPR: Relevant moment internationale bevoegdheid. De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden beoordeeld op het moment van het aanhangig maken van de zaak in eerste aanleg.Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van vorderingen van Rhodia tegen Jiaxing en Wanglong wegens dreiging van octrooi-inbreuk in Nederland. Nederlandse rechter ook grensoverschrijdend bevoegd ex artikel 7 Rv door samenhang met grensoverschrijdende vorderingen tegen in Nederland gevestigde aanvankelijk mede-gedaagde [B].

Octrooi: Voor de hand liggend: redelijke verwachting van succes voldoende. Gerede kans dat EP 627 voor Vanilline nietig wordt geacht door gebrek aan inventiviteit: vakman zou voor beperken vervolgreacties condensatiereactie laten plaatsvinden in een propstroomreactor. [...]. Daaruit leert de gemiddelde vakman derhalve dat — ook in complexe reacties — de selectiviteit van de reactie kan worden verhoogd door middel van het terugdringen van vervolgreacties, door gebruik te maken van een propstroomreactor.Het is voldoende indien de gemiddelde vakman van zo’n keuze een redelijke verwachting van succes zou hebben.

 

IPR - OCTROOIRECHT

 

Hoger beroep tegen IEPT20141121, waarin de voorzieningenrechter zich bevoegd achtte en oordeelde dat er een gerede kans bestaat dat de bodemrechter octrooi EP 627 voor een werkwijze voor de verkrijging van vanilline nietig zou achten wegens gebrek aan inventiviteit . Het vonnis wordt bekrachtigd.

 

Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Rhodia tegen Jiaxing en Wanglong voor zover deze betrekking hebben op Nederlands grondgebied uit hoofde van artikel 6 aanhef en onder e Rv. Zowel bij Jiaxing als door Wanglong is er een dreiging van inbreuk in Nederland doordat is gebleken dat door deze partijen vanilline werd geëxporteerd naar vele landen binnen Europa, waaronder Nederland. Volgens het hof heeft de voorzieningenrechter terecht ook grensoverschrijdende bevoegdheid aangenomen. Gelet op de bevoegdheid van de Nederlandse rechter gebaseerd op artikel 2 EEX-Vo tot kennisneming van de vorderingen tegen de in Nederland gevestigde, aanvankelijk mede-gedaagde, ook voor zover die betrekking hebben op handelingen buiten Nederland, kan de bevoegdheid om over grensoverschrijdende vorderingen tegen Jiaxing en Wanglong kennis te nemen, worden ontleend aan artikel 7 Rv, nu sprake is van samenhang tussen de vorderingen. De situatie is namelijk feitelijk en juridisch gelijk, nu het om de vraag gaat of de door de aanvankelijk medegedaagde afgenomen vanilline door Jiaxing respectievelijk Wanglong wordt geproduceerd met gebruikmaking van het octrooi van Rhodia.

 

Naar het oordeel van het hof kan gezien de brede stand van de techniek op de prioriteitsdatum, de objectieve probleemstelling worden geformuleerd als ‘het bereiken van een optimale selectiviteit van de condensatiereactie in een industrieel proces’. Zoals volgt uit EP 627 is de oplossing van dit probleem gevonden door de condensatiereactie te laten plaatsvinden in een propstroomreactor. Hierdoor neemt het aantal vervolgreacties af, zonder dat dit van wezenlijke invloed is op het optreden van de parallelle reacties.  In casu staat het niet ter discussie dat de gemiddelde vakman een chemicus is die samenwerkt met een chemisch proces technoloog.

 

Gelet op het feit dat de hoeveelheid gevormd orthodryxamandelzuur niet significant is en bekend is al onder welke reactieomstandigheden de Cannizzaro-reactie kan worden beperkt – ligt het voor de hand dat de gemiddelde vakman die een hogere opbrengst van het gewenste parahydroxyamandelzuur zoekt, zijn pijlen zal richten op de vermindering van het aantal vervolgreacties, omdat hij daarvan het meeste effect zal verwachten, mits de invloed van de parallelle reacties niet toeneemt.

 

De gemiddelde vakman leert volgens het hof uit diverse handboeken dat – ook in complexe reacties – de selectiviteit van de reactie kan worden verhoogd door middel van het terugdringen van vervolgreacties, door gebruik te maken van een propstroomreactor. Rhodia heeft niet voldoende onderbouwd dat de gemiddelde vakman gelet op de aanwijzingen in de literatuur toch ervan af zou zien om een propstroomreactor te kiezen. Alle grieven falen derhalve.

IEPT20151124, Hof Den Haag, Rhodia v Jiaxing

(ECLI-versie)