Werkwijzeoctrooi voor 'method of administering bisphosphonates' niet nietig

26-11-2015 Print this page
IEPT20151125, Rb Den Haag, Sun v Novartis
(Met dank aan Jaap Bremer en Marleen van den Horst, BarentsKrans)

Voor prioriteit vereist dat document in zijn geheel beschouwd geclaimde uitvinding direct en ondubbelzinnig, alsmede nawerkbaar openbaart. Bij tweede medische indicatie vereist dat de geschiktheid voor geclaimde therapeutische werking daaruit moet kunnen worden afgeleid. Prioriteit geaccepteerd, gelet op algemene vakkennis van uit team bestaande vakman. Inventiviteit: Keuze voor zoledroninezuur en vervolgens bepalen van de juiste doseringshoeveelheid en -frequentie lag niet voor de hand. Geen indirecte inbreuk Swiss type claim: 'voor toepassing van de geoctrooieerde uitvinding’, kan voor wat Swiss type werkwijzeconclusie betreft niet anders worden begrepen dan het bereiden van het geneesmiddel zoledroninezuur voor de behandeling van osteoporose. Doorprocederen binnen VRO-regime over mogelijk directe inbreuk op Swiss type claim door fabrikant.

OCTROOIRECHT

Tussenvonnis. Zie ook kort geding (IEPT20140512) en hoger beroep in kort geding (IEPT20150127). Novartis is een wereldwijd opererend farmaceutisch bedrijf en is houdster van het Europees octrooi EP 1 296 689 B3 (hierna: EP 689) voor een ‘Method of administering biphosphonates’. EP 689 is een tweede medische indicatie-octrooi en ziet op het gebruik van zoledroninezuur 5 mg eens per jaar toegediend voor de behandeling van osteoporose. Voor de aanvraagdatum van het octrooi is een artikel gepubliceerd, waarin alle kenmerken van de conclusies van EP 689 worden geopenbaard. Sun is eveneens een farmaceutisch bedrijf en houdt zich bezig met de verkoop en distributie van geneesmiddelen. Sun brengt zoledroninezuur op de markt, waarop zij gesommeerd is door Novartis. Sun vordert bij de rechtbankvernietiging van het Nederlandse deel van EP 689. In reconventie vordert Novartis opheffing van door haar gestelde inbreuk op EP 689.

De rechtbank oordeelt dat Novartis een beroep op de prioriteit van US 689 toekomt ten aanzien van conclusie 7 van het octrooi. Dit omdat deze ‘the same invention’ ex artikel 87 EOV betreft en het prioriteitsdocument nawerkbaar is geopenbaard. Ten aanzien van conclusies 1-6 zijn de inhoudelijke argumenten pas voor het eerst bij pleidooi aangevoerd. Hierop hebben Novartis en de rechtbank zich niet kunnen voorbereiden, waardoor deze buiten beschouwing worden gelaten wegens strijd met goede procesorde.

WO 421 is volgens de rechtbank niet de meest nabije stand van techniek, aangezien deze niet ziet op hetzelfde doel als EP 689. Zelfs als wordt uitgegaan van WO 421, dan is volgens de rechtbank niet in te zoek hoe de gemiddelde vakman zonder inventieve denkarbeid uit zou komen op de uitvinding van het octrooi. WO 421 is derhalve niet inventiviteitsschadelijk voor conclusie 7 van het octrooi, waardoor conclusie 7 geldig is.

Conclusies 1-6 van octrooi zijn niet nietig wegens niet-nawerkbaarheid, waarbij de rechter verwijst naar hetgeen eerder is overwogen omtrent de conclusies 1-6 in het kader van de prioriteit. De slotsom is dat de vordering van Sun tot vernietiging wordt afgewezen en iedere beslissing in conventie wordt aangehouden. De vordering zal eerst bij eindvonnis worden afgewezen, wat betekent dat iedere verdere beslissing in conventie wordt aangehouden.   

In reconventie oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van een indirecte inbreuk op het octrooi. Dit omdat de werkwijze (het bereiden van het geneesmiddel) nergens in de keten na levering van het geneesmiddel wordt toegepast. Bovendien bereidt een verpleegkundige het zoledroninezuur niet, wanneer zij het geneesmiddel toedient aan de patiënt.

In reconventie oordeelt de rechtbank bovendien dat niet uit te sluiten is dat Sun direct inbreuk maakt op conclusie 7 van EP 689, waardoor het debat deels wordt heropend en er nog ruimte is voor een schriftelijke ronde. De zaak wordt verwezen naar de rol van 6 januari 2016 en iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

IEPT20151125, Rb Den Haag, Sun v Novartis

ECLI:NL:RBDHA:2015:14337