Hof dient te onderzoeken of vormuitsluitings-gronden volledig van toepassing zijn

27-11-2015 Print this page
IEPT20151127, HR, Hauck v Stokke
(Met dank aan Tobias Cohen Jehoram en Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek)

Hof dient te onderzoeken of hetzij de ene grond, hetzij de andere, hetzij beide vormuitsluitingsgronden volledig van toepassing zijn. Uitsluitingsgrond waarin vorm niet een merk kan vormen wanneer deze wezenlijke waarde aan de waar geeft bestrijkt niet mede het geval dat in deze vorm een ander element dat niet inherent is aan de generieke functie van de waar, zoals een sier- of fantasie-element, een belangrijke of wezenlijke rol speelt.

MERKENRECHT

Uit het perscommuniqué: "Peter Opsvik heeft een kinderstoel ontworpen, genaamd „Tripp Trapp”. Deze stoel bestaat  uit schuine staanders waarin de elementen van de stoel zijn verwerkt, en uit horizontale  liggers, waarbij de combinatie van de staanders en de liggers een „L-vorm” heeft. Door die  schuine staanders en de L-vorm verkrijgt de stoel een hoge mate van oorspronkelijkheid. In  1972 heeft de Stokke-groep, die onder meer bestaat uit de Noorse vennootschap Stokke  A/S en de Nederlandse vennootschap Stokke Nederland BV, de Tripp Trapp-stoel op de  markt gebracht. Ook Peter Opsvik en de Noorse vennootschap Peter Opsvik A/S hebben  intellectuele-eigendomsrechten op de betrokken vorm. [...] Stokke A/S, Stokke Nederland BV, Peter Opsvik en Peter Opsvik A/S hebben beroep  ingesteld tegen de vennootschap Hauck, op grond dat de verkoop van de „Alpha”- en „Beta”- stoelen inbreuk maakte op hun auteursrechten en op de rechten die zij aan het  ingeschreven merk ontleenden. [...] Nadat bij hem cassatieberoep was ingesteld, heeft de Hoge Raad der Nederlanden aan het  Hof van Justitie prejudiciële vragen gesteld over de gronden waarop de inschrijving van een  merk dat bestaat uit de vorm van de waar, kan worden geweigerd of nietig kan worden  verklaard. [...]”

Arrest van de Hoge Raad na beantwoording van prejudiciële vragen door het HvJEU (zie IEPT20140918). Zie ook (IEPT20110531) en (IEPT20130412). De Hoge Raad overweegt dat  cassatieonderdeel IV.2, waarin is gesteld dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting  door vormuitsluitingsgronden te combineren slaagt. Het hof waarnaar de zaak wordt terugverwezen, dient nu te onderzoeken of hetzij de ene grond, hetzij de andere, hetzij beide gronden volledig van toepassing zijn.

Verder oordeelt de Hoge Raad dat de uitsluitingsgrond waarin een vorm niet een merk kan vormen wanneer deze wezenlijke waarde aan de waar geeft, niet mede het geval bestrijkt dat in deze vorm een ander element dat niet inherent is aan de generieke functie van de waar, zoals een sier- of fantasie-element, een belangrijke of wezenlijke rol speelt.

IEPT20151127, HR, Hauck v Stokke

(ECLI-versie)