Inlichtingenrecht kan worden uitgeoefend zonder concrete aanwijzingen van volgrechtplichtige transactie

05-02-2016 Print this page
IEPT20160202, Hof Arnhem-Leeuwarden, Simonis & Buunk v Pictoright
(Met dank aan Babat Nolan, Pictoright)

Pictoright ontvankelijk in vorderingen tot verstrekken informatie over volgrechtplichtige transacties: aangetoond rechthebbenden op het volgrecht te vertegenwoordigen, gebleken dat Simonis & Buunk volgrechtplichtige transacties heeft verricht en bevoegd volgens artikel 3:305a BW. Redelijke uitleg artikel 43d Aw brengt mee dat inlichtingenrecht kan worden uitgeoefend tegenover iedere actor in de professionele kunsthandel zonder concrete aanwijzingen van volgrechtplichtige transactie. Door Pictoright gehanteerde systeem van opgave volgrechtplichtige transacties strookt met artikel 43d Aw. Pictoright hoeft bevoegdheid vertegenwoordiging makers op voorhand niet te bewijzen. Pictoright moet wel t.a.v. door kunsthandel opgegeven makers desverlangd bewijzen vertegenwoordigingsbevoegd te zijn. Geen verplichting kunsthandel om bij iedere volgrechtplichtige transactie op zoek te gaan naar de maker of uit zichzelf opgave te doen bij organisaties als Pictoright. Vordering tot betaling volgrechtvergoeding prematuur en daardoor niet toewijsbaar. Simonis & Buunk ook verplicht opgave te doen als zij als tussenpersoon of koper is opgetreden.

 

PROCESRECHT - AUTEURSRECHT – VOLGRECHT

 

Hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 februari 2014 (IEPT20140205), waarin is geoordeeld dat Simonis & Buunk onrechtmatig handelen jegens Pictoright en de bij haar aangeslotenen rechthebbende(n) en in strijd met artikel 43c (1) Aw is gehandeld door de verschuldigde volgrecht vergoeding niet  te voldoen en de op voet van artikel 43d Aw verlangde inlichtingen niet te verstrekken.
 

Pictoright is ontvankelijk in haar vorderingen tot het verstrekken van informatie over volgrechtplichtige transacties waarbij Simonis & Buunk als professionele actor in de kunsthandel betrokken is geweest. Hiervoor volstaat dat Pictoright heeft aangetoonde dat zij één of meer rechthebbenden op het volgrecht vertegenwoordigt. Bovendien is in hoger beroep van beide zijden verklaard dat inmiddels is gebleken dat Simonis & Buunk volgrechtplichtige transacties heeft verricht (en had moeten melden) en aan Pictoright volgrechtvergoedingen heeft voldaan, waarmee zij – naar het hof begrijpt – de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Pictoright ten aanzien van de desbetreffende rechthebbenden ook niet (langer) meer betwist. Dit laat onverlet dat Simonis & Buunk onderbouwing van de vertegenwoordigingsbevoegdheid kan verlangen. Los van het voorgaande staat in ieder geval in het hoger beroep als onvoldoende betwist vast dat Pictoright krachtens haar statuten op grond van artikel 3:305a BW bevoegd is om de vorderingen in te stellen.

 

Het hof oordeelt dat redelijke uitleg van artikel 43d Aw meebrengt dat het inlichtingenrecht kan worden uitgeoefend tegenover iedere actor in de professionele kunsthandel, zonder dat de auteursrechthebbende daarvoor (reeds) over (nadere) concrete aanwijzingen dient te beschikken dat een doorverkoop van zijn werk heeft plaatsgevonden en/of de desbetreffende uit de professionele kunsthandel daarbij betrokken is geweest. Voorts overweegt het hof dat Simonis & Buunk niet kan worden gevolgd in haar stelling dat het verzoek om inlichtingen steeds zou moeten worden gedaan door of namens een concreet genoemde kunstenaar en/of concreet genoemd werk. Dit zou onwerkbaar zijn voor de (vrijwillige) collectiefbeheerorganisatie, terwijl de wetgever juist beoogde dat vrijwillig collectief beheer een vermindering tot een vermindering van de administratieve lasten zou leiden.

 

Het door Pictoright gehanteerde systeem, waarbij zij namens de bij haar aangesloten makers en rechthebbenden een verzoek aan de kunsthandelaar doet om op te geven of in een bepaalde periode werken zijn verhandeld van een bij haar aangesloten kunstenaar, strookt volgens het hof met artikel 43d Aw. Daarbij is niet vereist dat Pictoright op voorhand bewijzen overlegt van haar vertegenwoordigingsbevoegdheid van alle aangeslotenen. Wel moet Pictoright ten aanzien van de door de kunsthandel opgegeven makers, waarvan volgrechtplichtige transacties hebben plaatsgehad, desverlangd aantonen dat zij daadwerkelijk bevoegd is deze makers te vertegenwoordigen. Er is volgens het hof echter geen verplichting voor de kunsthandel om bij iedere volgrechtplichtige transactie op zoek te gaan naar de maker/schuldeiser dan wel uit zichzelf opgave moeten doen bij hen vertegenwoordigende organisaties als Pictoright.

 

De vordering van Pictoright tot betaling van volgrechtvergoedingen is volgens het hof prematuur en (thans) niet toewijsbaar. Deze vordering is pas aan de orde wanneer Pictoright nadat Simonis & Buunk de verlangde inlichtingen hebben verschaft, desverlangd haar vertegenwoordigingsbevoegdheid ten aanzien van de desbetreffende concrete kunstenaars heeft onderbouwd.

 

Het hof is het met Pictoright eens dat Simonis & Buunk niet slechts verplicht is tot opgave in het geval zij als of namens de verkoper is opgetreden, maar ook als zij als tussenpersoon of als (of namens) koper heeft gehandeld, waardoor de gevorderde opgave van transacties in de laatstgenoemde hoedanigheid wordt toegewezen. Voorts heeft Pictoright belang bij het alsnog verschaffen van de door Pictoright verlangde inlichtingen over (reeds) plaatsgevonden transacties.

 

Het beslag is niet onrechtmatig gelegd, aangezien Simonis & Buunk in strijd met de op haar rustende inlichtingenplicht heeft gehandeld en sprake was van volgrechtplichtige transacties.

 

De grief tegen de door Pictoright gevorderde (kosten van de) accountantscontrole is toewijsbaar, nu is gebleken dat de verlangde inlichtingen ten onrechte niet zijn verstrekt en daarmee inbreuk is gemaakt op artikelen 43c en d Aw. De vordering tot inzage wordt toegewezen.


IEPT20160202, Hof Arnhem-Leeuwarden, Simonis & Buunk v Pictoright
 

(kopie origineel arrest)