Geen merkgebruik in internetadvertenties na afloop merkgebruikovereenkomst

03-03-2016 Print this page
IEPT20160303, HvJEU, Daimler

Derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde advertentie die een teken bevat dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, zodat de indruk wordt gewekt dat er commerciële banden bestaan tussen hem en de merkhouder, maakt geen gebruik van dat merk (artikel 5(1)onder (a) en (b) Merkenrichtlijn 2008) indien de advertentie niet door of namens derde is geplaatst of wanneer de advertentie door of namens de derde is geplaatst met toestemming van de merkhouder, de derde de websitehouder nadrukkelijk heeft gevraagd om de advertentie te verwijderen.

 

MERKENRECHT

 

Daimler is houder van het internationale beeldmerk Mercedes-Benz, dat ook in Hongarije wordt beschermd. Együd Garage (hierna: de garage) is actief op het gebied van de detailhandel in auto’s en auto-onderdelen, autoreparatie en –onderhoud. De garage heeft in 2007 met Mercedes Benz Hungaria (een dochteronderneming van Daimler) een klantenserviceovereenkomst gesloten, die afliep op 31 maart 2012. Krachtens deze overeenkomst mocht de garage heft merk van Daimler gebruiken en zich in haar eigen advertenties een erkend Mercedes-Benz garagehouder noemen. Tijdens de looptijd van de klantenovereenkomst heeft de garage aan de onderneming MTT, die internetreclamediensten aanbiedt, de opdracht gegeven om een advertentie te publiceren waarin de garage werd vermeld als erkend Mercedes-Benz-garagehouder. Na beëindiging van de overeenkomst probeerde de garage een einde te maken aan elk gebruik van het merk dat bij het publiek de indruk kon wekken dat er tussen haar en Daimler nog altijd een contractuele band bestond. Ondanks deze maatregelen ging het verspreiden van de advertenties via het internet door. De verwijzende rechter heeft daarom een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie EU over of hier sprake is van merkgebruik in de zin van artikel 5(1) onder a) en b) Merkenrichtlijn. De vraag wordt als volgt beantwoordt:

 

Artikel 5, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten moet aldus worden uitgelegd dat een derde die wordt genoemd in een op een website gepubliceerde advertentie die een teken bevat dat gelijk is aan of overeenstemt met een merk, zodat de indruk wordt gewekt dat er commerciële banden bestaan tussen hem en de merkhouder, geen gebruik van dat teken maakt dat krachtens die bepaling door de merkhouder kan worden verboden, wanneer de advertentie niet door of namens de derde is geplaatst of, ingeval de advertentie door of namens de derde is geplaatst met de toestemming van de merkhouder, wanneer de derde de beheerder van die website, bij wie hij de advertentie had besteld, nadrukkelijk heeft gevraagd om de advertentie of de vermelding van het merk erin te verwijderen.

 

IEPT20160303, HvJEU, Daimler
 

(curia-versie)