Concrete dreiging van inbreuk op octrooi geen vereiste voor bevoegdheid rechtbank

25-07-2016 Print this page
IEPT20160720, Rb Den Haag, Tata Steel v Arcelormittal

Artikel 24(4) EEX II-Vo niet van toepassing: geldigheid octrooi staat niet ter discussie. Rb bevoegd t.a.v. Nederlandse deel EP 044 op grond van artikel 7(2) EEX II Vo: (vermeende) schadebrengende feiten in Nederland. Concrete dreiging van inbreuk geen vereiste voor bevoegdheid op grond van artikel 7(2) EEX II-Vo: schept ook bij negatieve verklaring voor recht die ziet op toekomstige onrechtmatige daad bevoegdheid. Geen concreet product vereist voor toepassing artikel 7(2) EEX II-Vo: vordering voldoende concreet om te beoordelen door Rb. Rb niet bevoegd ten aanzien van buitenlandse delen EP 044: niet in te zien dat Nederland plaats van schadebrengende feit is. Tata Steel heeft concreet belang bij verklaringen voor recht voldoende gemotiveerd: betoogd dat sprake is van grote investeringen en belang bij duidelijkheid over of zij inbreuk maakt op octrooi. Verklaringen voor recht voldoende concreet, ondanks dat exacte boorgehalte en gewichtspercentages producten Tata Steel nog niet bekend zijn: hebben betrekking op staalproducten die mogelijk beantwoorden aan alle kenmerken octrooi, maar lager boorgehalte dan 4,5ppm hebben. Verklaringen voor recht van geen inbreuk afgewezen: niet vast komen te staan staalproduct met boorgehalte van minder dan 4,5 pp, niet onder beschermingsomvang conclusie 1 valt.

 

IPR – PROCESRECHT - OCTROOIRECHT

 

Tata Steel is één van de grootste staalproducenten van Europa. Arcelormittal is eveneens staalproducent en houder van het octrooi EP 044 voor een “beklede warm- en koudgewalste staalplaat die een zeer hoge sterkte heeft na thermische behandeling”. Tata Steel heeft Arcelormittal aangeschreven om te bevestigen dat zij met het staalproduct dat zij voornemens is op de markt te brengen geen inbreuk maakt op het octrooi. Arcelormittal heeft hier niet op gereageerd. Tata Steel vordert nu dat de rechtbank voor recht verklaard dat geen sprake is van inbreuk op EP 044.

 

Productie 9 van Arcelormittal wordt ondanks het bezwaar van Tata Steel daartegen niet geweigerd. De verklaring van de deskundige gaat in op de geschilpunten waarop de aanvullende producties 7 en 8 van Tata Steel betrekking hebben en is daarom een reactieve nadere productie die tijdig is ingediend in het kader van het VRO.

 

Artikel 24(4) EEX II-Vo is niet van toepassing op het onderhavige geschil, omdat de geldigheid van het octrooi niet ter discussie staat. Dat aan de gevraagde uitleg van de beschermingsomvang van EP 044 argumenten ontleend kunnen worden die gebruikt kunnen worden in een nietigheidsprocedure, is onvoldoende om de vorderingen onder de werkingssfeer van artikel 24 lid 4 EEX II-Vo te brengen. De rechtbank acht zich bevoegd op grond van artikel 7(2) EEX II-Vo met betrekking tot het Nederlandse deel van EP 044, nu de (vermeende) schadebrengende feiten zich in Nederland voordoen. De rechtbank overweegt dat een concrete dreiging van inbreuk geen vereiste is voor bevoegdheid op grond van artikel 7(2) EEX II-Vo. Hierbij wordt het Folien Fisher-arrest van het Hof van Justitie EU aangehaald (IEPT20121025). Ook een negatieve verklaring voor recht die ziet op een toekomstige onrechtmatige daad schept bevoegdheid. Verder wordt overwogen dat geen concreet product vereist is voor een beroep op artikel 7(2) EEX II-Vo. De vordering is voldoende concreet om te beoordelen. Ten aanzien van de buitenlandse delen verklaart de rechtbank zich onbevoegd, omdat niet in te zien dat Nederland hierbij de plaats van het schadebrengende feit is.

 

De niet-ontvankelijkheidsverweren van Arcelormittal worden afgewezen. Tata Steel heeft volgens de rechtbank voldoende gemotiveerd dat zij een concreet belang bij de verklaringen voor recht heeft. Zij heeft namelijk betoogd dat sprake is van grote investeringen en dat zij belang heeft bij duidelijkheid over of zij inbreuk maakt op het octrooi. Ook zijn de gevorderde verklaringen voor recht voldoende concreet, ondanks dat het exacte boorgehalte en de gewichtspercentages van de producten van Tata Steel nog niet bekend zijn. De verklaringen hebben allen betrekking op staalproducten die mogelijk beantwoorden aan alle kenmerken vna het octrooi, maar een lager boorgehalte hebben dan 4,5 ppm.

 

De rechtbank wijst de verklaringen voor recht echter af, omdat niet is vast komen te staan dat de vakman conclusie 1 zo zou uitleggen dat een staalproduct met een boorgehalte van minder dan 4,5 ppm niet onder de beschermingsomvang van conclusie 1 valt.

 

IEPT20160720, Rb Den Haag, Tata Steel v Arcelormittal

 

(ECLI-versie)