Inbreuk op Bacardi-merken

24-08-2016 Print this page
IEPT20160726, Hof Den Haag, Van Caem v Bacardi
(Met dank aan Matthijs Schonewille, DLA Piper)

Van Caem heeft inbreuk gemaakt in Benelux en andere landen van EU: erkend dat zij gedecodeerde en niet-gedecodeerde niet-uitgeputte Bacardi-producten die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst opslaat en verhandelt. Bacardi kan zich verzetten tegen zowel opslaan en verhandeling van niet uitgeputte Bacardi-producten als tegen opslaan en verhandelen van uitgeputte gedecodeerde Bacardi-producten, tenzij de producten voortdurend zijn opgeslagen/verhandeld onder T1-verband: decoderen past reputatie merken aan.  Eindvonnis vernietigd voor zover dictum niet uitsluit dat ook opslaan en verhandelen gedecodeerde Bacardi-producten met T1-status kan worden verboden. Geen winstafdracht m.b.t. verweer dat Bacardi zich niet kan verzetten tegen verhandeling in de EU van niet-uitgeputte Bacardi-producten onder een accijnsschorsingsregeling: niet bij voorbaat kansloos. Wel winstafdracht voor leveringen aan PB’s Dranken & Dranken, waarbij Van Caem te kwader trouw was. Definitie “inbreukmakende Bacardiproducten” aangepast voor bevolen opgave.

 

MERKENRECHT

 

Eindarrest en vervolg op de tussenarresten van 30 september 2014 (IEPT20140930) en 18 augustus 2015. Zie ook het vonnis van 22 december 2010 (IEPT20101222) en 14 september 2011 (IEPT20110914), waartegen het hoger beroep is ingesteld.  In het bestreden eindvonnis zijn het bevel om iedere inbreuk op de Bacardi-merken in de Gemeenschap te staken en gestaakt te houden en een aantal nevenvorderingen toegewezen en is het gevorderde bevel tot staking van onrechtmatig handelen afgewezen.

 

Op grond van het Mevi-arrest van het Hof van Justitie (IEPT20150716) kan Bacardi zich op grond van haar merkrechten verzetten tegen het door Van Caem in de EU opslaan en verhandelen van niet-uitgeputte merkproducten, die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst. Nu Van Caem heeft erkend dat zij gedecodeerde en niet-gedecodeerde niet-uitgeputte Bacardi-producten die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst opslaat en verhandelt, heeft Van Caem in de Benelux en andere landen van de EU inbreuk gemaakt op de merkrechten van Bacardi, zodat het inbreukverbod terecht is toegewezen.

 

Van Caem heeft niet betwist dat zij mogelijk ook in uitgeputte gedecodeerde Bacardi-producten handelt. Nu Van Caem ook niet gemotiveerd heeft betwist dat de reputatie van de merken wordt aangetast door de met de decodering gepaard gaande beschadiging van de flessen en de afbreuk aan de luxe uitstraling en dit op zichzelf al een gegronde reden is om zich tegen verdere verhandeling van uitgeputte goederen te verzetten, gaat het hof daarvan uit. Het hof gaat de betwisting van Van Caem van de noodzaak van productcodes in geval van een product recall als onvoldoende onderbouwd voorbij. Het hof is daarom met de rechtbank van oordeel dat Bacardi zich niet alleen kan verzetten tegen het opslaan en verhandelen in de EU van niet uitgeputte (gecodeerde en niet-gedoceerde) Bacardi-producten, die door Van Caem in het vrije verkeer zijn gebracht (niet voortdurend een T1-status hebben gehad), maar ook tegen het opslaan en verhandelen in de EU van uitgeputte gedecodeerde Bacardi-producten, tenzij deze producten door Van Caem voortdurend zijn opgeslagen en/of verhandeld onder T1-verband.

 

Naar het oordeel van het hof sluit het dictum van het eindvonnis niet uit dat ook het opslaan en verhandelen van niet-uitgeputte en (uitgeputte) gedecodeerde Bacardi-producten met een T1-status worden verboden althans dat die indruk zou kunnen ontstaan. Nu het hof, met partijen, van oordeel is dat Bacardi zich niet kan verzetten tegen het in de EU opslaan en verhandelen van Bacardi-producten met een voortdurende T1-status, ook als deze gedecodeerd zijn, en het door de rechtbank geformuleerde verbod te ruim is, althans zou kunnen worden opgevat, slaagt de grief van Van Caem in zoverre en zal het hof het vonnis in zoverre vernietigen.

 

Met betrekking tot de gevorderde winstafdracht wordt als volgt geoordeeld. Het verweer dat Bacardi zich niet kan verzetten tegen verhandeling in de EU van niet-uitgeputte Bacardi-producten onder een accijnsschorsingsregeling kan in redelijkheid niet als bij voorbaat kansloos worden aangemerkt, waardoor op dit punt geen sprake is van kwade trouw als vereist in artikel 2.21 (4) BVIE. Wel is sprake van kwade trouw met betrekking tot de leveringen aan PB’s Dranken & Dranken, waardoor een winstafdracht van € 264 wordt toegewezen. Het is niet komen vast te staan dat Van Caem in de EU ook heeft gehandeld in gedecodeerde Bacardi-producten die door haar noch onder een douaneschorsingsregeling noch onder een accijnsschorsings-regeling waren geplaatst, nu hierover geen stukken zijn overgelegd door Bacardi.

 

De door Van Caem aangevoerde bezwaren tegen de opgaveverplichting worden – voor zover zij niet buiten beschouwing worden gehouden wegens strijd met de twee-conclusie-regel – grotendeels afgewezen. Wel wordt de definitie van “inbreukmakende Bacardi producten” door het hof aangepast, omdat de definitie te breed is. In het licht van de betwisting van Bacardi heeft Van Caem onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een reëel gevaar van afscherming van de nationale markten. Ook is onvoldoende betwist dat Van Caem ook in de jaren 2003, 2004 en 2005 heeft gehandeld in niet-Europese Bacardi-producten.  

IEPT20160726, Hof Den Haag, Van Caem v Bacardi

(kopie origineel arrest)