Eisvermeerdering in Bacardi v. Van Caem-zaak toegelaten

25-08-2016 Print this page
IEPT20160816, Hof Den Haag, Van Caem v Bacardi
(Met dank aan Matthijs Schonewille, DLA Piper)

Geen spoedeisend belang bij de door Van Caem gevorderde maatregelen tot staking of voorkoming van executie van het vonnis wegens ontbreken reële dreiging dwangsommen door Bacardi.

PROCESRECHT - EXECUTIEGESCHIL 

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2013 (IEPT20131002).
De principale grief richt zich tegen de veroordeling van Van Caem in de proceskosten en de daaraan ten grondslag liggende oordeel van de voorzieningenrechter dat spoedeisend belang bij de door haar gevorderde maatregelen ontbrak. Het hof oordeelt dat het spoedeisend belang inderdaad ontbrak. Het enkele feit dat Bacardi niet instemde met de voorgestelde opgave, betekent nog niet dat er een reëele dreiging bestaat dat de dwangsommen worden geëxecuteerd.

De incidentele grief richt zich tegen de begroting van de proceskosten in eerste aanleg in conventie op € 12.575, zijnde 80% van het maximale tarief van de IE-indicatietarieven voor een niet eenvoudig kort geding ten bedrage van 15.000. Van Caem stelt dat de werkzaamheden die volgens Bacardi veel tijd hebben gekost zijn verricht in het kader van de procedure in reconventie. Het hof deelt dit oordeel en schat de werkzaamheden op 50% van alle in eerste aanleg verrichte werkzaamheden.

Over en weer verwijten partijen elkaar onnodige kosten te hebben gemaakt. Het hof oordeelt hierover dat een afwijking van de indicatietarieven gerechtvaardigd is.

Bacardi vermeerdert in dit hoger beroep haar reconventionele vordering. Het hof staat een eisvermeerdering in reconventie niet toe waar het ziet op de inbreuken in de periode waar de opgave in het bestreden vonnis ook al op toezag. Wel laat het hof een vermeerdering van eis toe waar het ziet op:

  • (a) de verplichting opgave te doen van de plaatsen waar de aanwezige van inbreukmakende voorraden zich bevonden en
  • (b) de periode van na 5 oktober 2013 tot de betekening van dit arrest, dus na de periode waarop de eerdere opgaveverplichting zag. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat Van Caem na het tweede kort geding vonnis van 2 oktober 2013 inbreukmakende handelingen heeft verricht.

IEPT20160816, Hof Den Haag, Van Caem v Bacardi

(ECLI-versie)