Conclusies met alternatief voor gelatine als capsulemateriaal niet inventief

26-09-2016 Print this page
IEPT20160907, Rb Den Haag, Teva v Boehringer
(Met dank aan Otto Swens en Nadine Wiersma, Vondst advocaten)

Bezwaar tegen standpunt Teva over toegevoegde materie gegrond: niet aannemelijk dat argument niet eerder kenbaar kon worden gemaakt, bijvoorbeeld bij akte aanvullende producties. Gewijzigde conclusie 6 nietig wegens gebrek aan inventiviteit: vakman zou voor alternatief voor gelatine als capsulemateriaal Ogura raadplegen en HPMC als capsulemateriaal proberen en geen reden te twijfelen aan juistheid feiten en beweringen in Ogura. Verweer dat vakman zonder inventieve arbeid niet het vochtgehalte van de capsule actief tot 5% zou verlagen buiten beschouwing gelaten: octrooi maakt technisch effect van deze maatregel niet plausibel. Vakman gemotiveerd iets anders als capsule te gebruiken dan gelatine en geen omstandigheden die vakman weerhouden HPMC toe te passen of proberen. Ook gewijzigde conclusies 7-13 nietig: in deze conclusies genoemde waarden arbitrair en niet inventief.

 

PROCESRECHT - OCTROOIRECHT

 

Teva houdt zich onder meer bezig met onderzoek, ontwikkeling, productie en marketing van onder meer generieke geneesmiddelen. Boehringer was houdster van het ABC 300084 voor “zouten voor tiotropium, in het bijzonder tiotropiumbromide” met als basisoctrooi EP 716 voor een “Neue Thiencylcarbonsäureester von Aminoalkoholen, ihre Quaternierungsprodukte sowie die Herstellung und Verwendung dieser Verbindungen”. Het ABC is uiteindelijk vervallen op 11 maart 2016. Boehringer is ook houdster van EP 220 voor een “Inhalationskapseln”. Teva vordert vernietiging van de gewijzigde conclusies 6 t/m 13 van het Nederlandse deel van EP 220, omdat deze conclusies nietig zouden zijn wegens gebrek aan inventiviteit c.q. toegevoegde materie.

 

Het bezwaar van Boehringer tegen het standpunt van Teva over toegevoegde materie is gegrond, omdat Teva niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet eerder haar stelling had kenbaar had kunnen maken, bijvoorbeeld bij de akte aanvullende producties. Volgens de rechtbank had Teva de raadslieden van Boehringer in ieder geval buiten het in deze VRO-procedure vastgestelde processchema rechtstreeks kunnen berichten.

 

De rechtbank oordeelt dat de gewijzigde conclusie 6 nietig is wegens gebrek aan inventiviteit. Op grond van de publicatie “Ogura”, die de vakman zou raadplegen, zou hij HPMC als alternatief voor gelatine proberen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de feiten en beweringen in Ogura. Het blad waarin Ogura verscheen is gericht op formuleringsdeskundigen werkzaam in de farmaceutische industrie en werd op grote schaal gratis verspreid in deze doelgroep. Ook was het blad peer-reviewed. Het verweer van Boehringer dat de vakman zonder inventieve arbeid niet het vochtgehalte van de capsule actief tot 5% zou verlagen is niet relevant en wordt buiten beschouwing gelaten. Het octrooi maakt geen technisch effect van deze maatregel plausibel. Voorts is de vakman gemotiveerd iets anders als capsulemateriaal te gebruiken dan gelatine en zijn er geen omstandigheden die de vakman weerhouden om HPMC toe te passen of proberen. De gewijzigde conclusies 7 t/m 13 zijn eveneens nietig. De in deze conclusies genoemde waarden zijn volgens de rechtbank arbitrair en niet inventief.

 

De door Boehringer in deze procedure betrokken gewijzigde conclusies hebben nog geen formele status verkregen (door een akte van afstand of een centrale beperking in de zin van artikel 105a EOV). Hoewel Teva na haar vermindering van eis strikt genomen niet langer de vernietiging van het octrooi vordert maar nog slechts de vernietiging van de gewijzigde conclusies 6 tot en met 13, begrijpt de rechtbank, mede gelet op het door Boehringer ingenomen standpunt dat zij het octrooi als verleend niet langer verdedigt en het voorbehoud dat Teva in verband met haar eisvermindering opnam (dat Boehringer onvoorwaardelijk afstand had gedaan van de conclusies zoals verleend), dat dit materieel wel is wat Teva met haar vordering wenst te bereiken. De rechtbank vernietigt daarom het Nederlandse deel van EP 220 voor zover het meer omvat dan de materie van de gewijzigde conclusies 1 t/m 5 en de gewijzigde conclusies 12 en 13 voor zover deze terugverwijzen naar de gewijzigde conclusies 1 t/m 5.


IEPT20160907, Rb Den Haag, Teva v Boehringer
 

(kopie origineel vonnis)