Deelgenoot gezamenlijk werk kan zelfstandig auteursrecht handhaven, óók tegen een andere deelgenoot

27-09-2016 Print this page
IEPT20160921, Rb Amsterdam, Performance Kunstenaars
(Met dank aan Remy Chavannes, Brinkhof)

Beding in schriftelijk contract tussen partijen met betrekking tot de royalty’s over gezamenlijk werk komt neer op een verdeling van 50/30/20: uit uitlatingen van gedaagde volgt dat gedaagde de rechtsoverwegingen in het contract over de royalty’s in die zin heeft opgevat dat eiser 20% toekomt. Gedaagde dient nog niet betaalde royalty’s alsnog te voldoen. Heruitvoering ‘Work Relation’ maakt inbreuk op eisers’ auteurs-en persoonlijkheidsrechten: de performance is in grote mate gewijzigd, met name doordat gedaagde daaraan een commercieel karakter verbonden heeft, terwijl het originele werk geen commercieel karakter had en gedaagde hiervoor geen toestemming heeft gevraagd. Deelgenoot van een gezamenlijk werk kan zelfstandig auteursrechten handhaven. Eiser is gerechtigd om afzonderlijk voor tentoonstellingen gezamenlijk werk openbaar te maken: tentoonstelling is een wettelijk toegestaan gebruik waarbij geen toestemming van de deelgenoot noodzakelijk is.

AUTEURSRECHT - OVEREENKOMSTEN

Partijen zijn performance kunstenaars. Zij hebben in de periode 1976-1988 een relatie gehad en ook intensief samengewerkt. De relatie is beëindigd en partijen hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot het gezamenlijk werk. In 2014 heeft gedaagde samenwerking met Adidas een heruitvoering van het gezamenlijk werk ‘Work Relation’ uitgebracht.

Bij partijen is - onder andere - onduidelijkheid ontstaan over de procentuele verdeling van de royalty’s op het gezamenlijk werk en zijn de voorwaarden met betrekking tot het gebruik van dit gezamenlijk werk voor partijen niet duidelijk.

Allereerst de procentuele verdeling van de royalty’s. Hetgeen partijen in feite verdeeld houdt, is de vraag of onder het ‘gross income van [gedaagde]’ in het contract moet worden verstaan de verkoopopbrengst van het werk of hetgeen van de verkoopprijs gedaagde ontvangt na aftrek van de kosten van de galeriehouder. In het eerste geval zou de procentuele verdeling neerkomen op 50% voor de galleriehouder, 30% voor gedaagde en 20% voor eiser. In het tweede geval zou de procentuele verdeling neerkomen op 50% voor de galleriehouder, 40% voor gedaagde en 10% voor eiser.
De overeenkomst zelf geeft geen antwoord op deze vraag. Uit de uitlatingen van gedaagde volgt echter dat gedaagde overeenkomstig de uitleg van de overeenkomst in die zin heeft opgevat dat eiser 20% van de totale verkoopopbrengst (dus voor aftrek van de commissie) toekomt. Dat gedaagde verkeerd zou zijn geciteerd met betrekking tot de uitlatingen rond de verdeling, verwerpt de rechtbank aangezien gedaagde aan zowel de biografie en het interview waarin zij deze uitlatingen doet, haar medewerking heeft verleend. Ingevolge deze verdeling vordert eiser twee nog openstaande bedragen aan niet betaalde royalty’s. Deze vordering wordt aan eiser toegekend.

Over het gebruik van het gezamenlijk werk overweegt de rechtbank het volgende. Ingevolge artikel 4.1 van de overeenkomst is het gedaagde toegestaan verveelvoudigingen te maken van gezamenlijke werken. In artikel 4.2 van deze overeenkomst staat dat gedaagde hierbij de morele rechten van eiser zal erkennen en geen wijzigingen aan het gezamenlijk werk zal aanbrengen zonder schriftelijke toestemming van eiser. Nu de heruitvoering een commercieel karakter heeft gekregen doordat er in de performance elementen van Adidas terug te vinden zijn en het originele werk juist geen commercieel karakter heeft, oordeelt de rechtbank voor deze wijziging eiser toestemming had moeten geven. Hiermee heeft gedaagde auteursrechtinbreuk gepleegd en zijn de persoonlijkheidsrechten van eiser ingevolge artikel 25 Aw geschonden.

Voor wat betreft de handhaving van de exploitatierechten van eiser overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan in het arrest van het hof den Haag van 22 september 2015 (IEPT20150922) waarin naar het arrest van de Hoge Raad van 8 september 2000 wordt verwezen, is de rechtbank van oordeel dat een deelgenoot van een gezamenlijk werk zelfstandig het auteursrecht kan handhaven, ook tegen een andere deelgenoot. De rechtbank wijst de vordering van eiser tot het verbieden van inbreuk te maken op de aan eiser toekomende persoonheids- en exploitatie, toe. Eiser heeft recht op de helft van de vergoeding die gedaagde voor deze performance van Adidas heeft ontvangen.

Partijen twisten voorts over de vraag of en zo ja, welke, bevoegdheden voor het gebruik van het gezamenlijk werk door de overeenkomst beperkt worden. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt voor exploitatie van een werk dat deze exploitatie alleen gezamenlijk kan geschieden (artikel 26 Aw en 3:170 BW). Het is eiser echter toegestaan gezamenlijk werk te exploiteren, mits hij daarvoor toestemming van gedaagde heeft verkregen. Die toestemming is niet nodig als de exploitatie op grond van de overeenkomst of de wet is toegestaan. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt niet dat eiser het gezamenlijk werk niet mag exploiteren. De overeenkomst beperkt de wettelijke bevoegdheden van [eiser] dus niet. Bij wettelijk toegestaan gebruik gezamenlijk werk waarbij geen toestemming van de deelgenoot noodzakelijk is, kan gedacht worden aan gebruik conform de regels van artikel 15a Aw (citaatrecht) of conform artikel 23 Aw (tentoonstellen).

IEPT20160921, Rb Amsterdam, Performance Kunstenaars

(ECLI-Versie)