Artikel 61 EOV kan grondslag voor opeising van mede-eigendom van een octrooi vormen

27-10-2016 Print this page
IEPT20161011, Rb Noord-Holland, ArcelorMittal v Tata Steel
(Met dank aan Jan Pot, Brinkhof)

Geen anti-suit injunction: toewijzing van de vordering zal er niet toe leiden dat Tata Steel geen ‘centrale’ beslissing meer op haar vordering in reeds aanhangige procedure in Luxemburg kan verkrijgen. Toepasselijk recht Luxemburgs recht, nu centrum van belangen ArcelorMittal in Luxemburg ligt. Geen misbruik van recht door beroep op artikel 61 EOV en 14 Uitvoeringsreglement EOV als grondslag voor vordering tot verkrijging mede-eigendom EP 734 c.q. schorsing. Artikel 61(1) EOV van toepassing in geval van opeising in mede-eigendom: ook derde die mede-eigendom vordert heeft belang bij dat hij na succesvolle actie invloed kan uitoefenen op redactie van conclusies (artikel 61(1) sub a EOV) of een nieuwe aanvrage kan doen (artikel 61(1) sub b EOV). Aanhangig maken Luxemburgse procedure tot opeising mede-eigendom EP 734 geen misbruik van recht: onvoldoende aannemelijk dat vordering in Luxemburgse procedure geen enkele kans van slagen heeft en Tata Steel procedure tegen beter weten in voert. Gerechtvaardigd belang Tata Steel dat octrooi in afwachting van de uitkomst van de procedure in de zin van artikel 61 EOV niet wordt verleend.

 

OCTROOIRECHT – ONRECHTMATIGE DAAD

 

ArcelorMittal is onderdeel van de ArcelorMittal-groep, een wereldwijd opererende staalproducent. Tata Steel is onderdeel van de eveneens wereldwijd opererende staalproducent Tata Steel Group. Tata Steel produceert onder meer het staalproduct Serica. ArcelorMittal heeft op 10 februari 2015 internationale octrooiaanvrage WO 999, op basis waarvan een Europese octrooiaanvrage is gedaan, die is gepubliceerd als EP 734. EP 734 heeft betrekking op de vervaardiging van een staalplaat met een zink-aluminiumcoating met een verminderde golving (‘waviness’) van Wa0,8 met een dikte gelijk aan of minder dan 0,55 nm. Van WO 999 is ook een aanvrage voor een Duits Gebrauchsmuster afgesplitst. Het Gebrauchsmuster is inmiddels verleend aan ArcelorMittal. Het Gebrauchsmuster claimt bepaalde uitvoeringsvormen van metaalplaten, onderdelen en voertuigen waarop de werkwijze van EP 734 is toegepast. Bij brief van 7 juli 2015 heeft ArcelorMittal Tata Steel meegedeeld dat Serica inbreuk maakt op haar IE-rechten, waarbij wordt gewezen op het Gebrauchsmuster en WO 999. In september 2015 heeft ArcelorMittal in Duitsland tegen Tata Steel een inbreukprocedure aanhangig gemaakt wegens inbreuk op het Gebrauchsmuster. Tata Steel heeft op 29 april 2016 in Luxemburg een procedure aanhangig gemaakt tegen ArcelorMittal. Hierin vordert zij een verklaring voor recht dat de aanvrage voor EP 734 en eventuele afsplitsingen daarvan in mede-eigendom toebehoren aan Tata Steel (naast ArcelorMittal). Aan deze vordering heeft Tata Steel ten grondslag gelegd dat haar rechtsvoorganger omstreeks het jaar 2000 bij een collectief onderzoek in het kader van het CRM informatie heeft verschaft aan (de rechtsvoorganger van) ArcelorMittal. ArcelorMittal vordert dat de voorzieningenrechter Tata Steel beveelt om het EOB mede te delen dat de verleningsprocedure van EP 734 dient te worden hervat.

 

Het bevoegdheidsverweer van Tata Steel wordt verworpen. Toewijzing van de vordering zal er niet toe leiden dat Tata Steel geen ‘centrale’ beslissing meer op haar vordering in de reeds aanhangige procedure in Luxemburg kan verkrijgen. Hoogstens dient zij een toewijzend vonnis parallel in meerdere landen uit te voeren. Gelet op de mogelijkheden daartoe die de EEX II-Vo biedt, kan dit niet worden beschouwd als feitelijke verhindering die gelijkgesteld kan worden met een anti-suit injunction. Het toepasselijk recht is Luxemburgs recht. Naar voorlopig oordeel ontstaat de schade die het gevolg is van het gestelde handelen van Tata Steel in alle landen waarin, ten gevolge van de schorsing, vooralsnog geen octrooi wordt verleend aan ArcelorMittal. Daarmee zou sprake zijn van een “meervoudige locus damni”. Daarom moet aansluiting worden gezocht bij het recht van het land waar gelaedeerde, ArcelorMittal, het centrum van belangen heeft. Omdat dit Luxemburg is, is Luxemburgs recht van toepassing. Omdat onweersproken is gesteld dat dit recht niet afwijkt van het Nederlandse recht en partijen niet verder zijn ingegaan op het Luxemburgse recht met betrekking tot misbruik van recht, gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit dat het Luxemburgse recht niet anders zou zijn.

 

ArcelorMittal heeft spoedeisend belang bij haar vorderingen door haar stelling dat Tata Steel de verlening van EP 734 op onrechtmatige wijze vertraagt. Het standpunt van ArcelorMittal dat artikel 61 EOV en daarmee artikel 14(1) Uitvoeringsreglement toepassing mist in het geval dat een derde de mede-eigendom van het verleningsrecht claimt wordt niet gevolgd door de voorzieningenrechter. Ook de derde die mede-eigendom vordert heeft er immers belang bij dat hij na een succesvolle actie invloed kan uitoefenen op de redactie van de conclusies (artikel 61(1) sub a EOV) of een nieuwe aanvrage kan doen (artikel 61(1) sub b EOV).

 

Dat de derde die mede-eigendom claimt een en ander niet kan doen zonder medewerking van de medegerechtigde(n) doet aan dit belang niet af. In wezen nemen de deelgerechtigden tot de aanvrage gemeenschappelijk de plaats in van de oorspronkelijke aanvrager. Naar Nederlands recht zou daarop titel 7 van boek 3 BW (gemeenschap) en de daarin opgenomen beheersregeling van toepassing zijn. Naar voorlopig oordeel dient artikel 61(1) EOV daarom zo te worden uitgelegd, dat het ook van toepassing is in geval van opeising in mede-eigendom. Om de in artikel 61 (1) EOV opgenomen rechten te kunnen waarborgen, is het ook bij een claim van mede-eigendom van belang dat de verleningsprocedure wordt geschorst. Naar voorlopig oordeel is artikel 14(1) Uitvoeringsreglement daarom ook van toepassing in het geval van mede-eigendom.

 

Er kan daarom voorshands niet worden aangenomen dat artikel 61 EOV een onjuiste grondslag vormt voor de vordering tot verkrijging van mede-eigendom van Tata Steel. Ook kan niet worden uitgesloten dat de schorsingsregeling van artikel 14(1) Uitvoeringsreglement is toegepast in een geval waarvoor die regeling niet is bedoeld. 

 

Voorshands kan niet worden aangenomen dat Tata Steel de Luxemburgse procedure tegen beter weten aanhangig heeft gemaakt, omdat niet in geschil is dat (de rechtsvoorgangers van) partijen hebben samenwerking in het kader van de CMR. Hierbij zijn onderzoeksresultaten gedeeld door medewerkers van Tata Steel. De testresultaten lezen naar voorlopig oordeel op alle kenmerken van de hoofdconclusie van EP 734 in de tekst intended for grant. Hoewel uit de slechts gedeeltelijk overgelegde processtukken uit de Luxemburgse procedure niet blijkt dat de samenwerkende partijen in de CMR een verbeterde “waviness” door de werkwijze beoogden of hebben erkend, is niet uit te sluiten dat in de Luxemburgse procedure zal worden geoordeeld dat (de rechtsvoorgangers van) Tata Steel uitvinderswerkzaamheid hebben verricht voor de materie van EP 734 en daardoor medegerechtigd zijn tot de aanvrage. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de vordering in de Luxemburgse procedure geen enkele kans van slagen heeft en dat Tata Steel die tegen beter weten in voert.

 

Het standpunt van ArcelorMittal dat Tata Steel geen gerechtvaardigd belang zou hebben bij de schorsing kan niet worden gevolgd. Tata Steel, die mede-eigendom pretendeert, heeft er belang bij dat het octrooi in afwachting van de uitkomst van de procedure in de zin van artikel 61 EOV niet wordt verleend. Na verlening van het octrooi zou ArcelorMittal immers zonder toestemming van Tata Steel beheersdaden kunnen verrichten zoals een overdracht of het verlenen van licenties aan een of meer (aan haar gelieerde) derden, die Tata Steel slechts door het voeren van een gerechtelijke procedure ongedaan zou kunnen maken. De door ArcelorMittal gedane toezegging om niet over te gaan tot intrekking of afstand van de aanvragen en/of wijziging van de conclusies is onvoldoende om die mogelijkheden uit te sluiten.


IEPT20161011, Rb Noord-Holland, ArcelorMittal v Tata Steel
 

(kopie origineel vonnis)