Geen overdracht toekomstig auteursrecht aan Lira

19-10-2016 Print this page
IEPT20161018, Hof Amsterdam, UPC v Lira

Lira heeft geen belang meer bij verbod of gebod, nu wet is gewijzigd door Wet Auteurscontractenrecht, waardoor nieuwe directe vergoedingsaanspraak van collectieve beheersorganisaties zoals Lira kabelexploitanten is gecreëerd (artikel 45d (2) en (3) Aw). Geen heruitzending bij openbaarmaking via Mediagateway. Uit Norma v NL Kabel-arrest (IEPT20140328) op te maken dat eventuele gelijktijdige uitzending door de omroep via andere technische weg in de ogen van de Hoge Raad niet relevant is, terwijl HvJEU zich er niet over heeft uitgesproken. Prejudiciële vragen over of bij gelijktijdige primaire openbaarmaking sprake kan zijn van heruitzending voorbarig. Geen overdracht toekomstig auteursrecht aan Lira: artikel 45d Aw bevat materiele rechtsregel dat exploitatierechten van rechtswege bij de filmproducent rusten, zodat uitsluitend een schriftelijk overeengekomen, afwijkend beding tussen auteur en producent ertoe kan leiden dat de auteursrechten niet van meet af aan aan de producent zijn overgedragen, maar bij de auteur zijn gebleven. Nieuwe juridische duiding na Norma v Kabel-arrest in beginsel onvoldoende grond voor vermindering van door auteurs te ontvangen vergoedingen. Ten aanzien van 24 zenders staat vast dat deze niet via Mediagateway worden uitgezonden. Kabelexploitanten krijgen gelegenheid te bewijzen dat zij gebruik maken van contractuele afspraken en licenties en in voorkomend geval toestemming van Agicoa.

 

AUTEURSRECHT

 

Tussenarrest. Hoger beroep tegen het vonnis van 27 augustus 2014 (IEPT20140827), waarin onder meer is geoordeeld dat UPC c.s. inbreuk maakte op de aan Lira overgedragen auteursrechten. De maker zou namelijk het auteursrecht behouden totdat de film vertoningsgereed is, waarna pas het rechtsvermoeden van overdracht aan de producent zou ontstaan (artikel 45d Aw), terwijl het auteursrecht direct na voltooiing van het werk al aan Lira wordt overgedragen. De kabelexploitanten moesten daarom de openbaarmaking door middel van Lineaire Doorgifte en Uitzending Gemist-diensten van de werken waarvan Lira auteursrechthebbende bij gebrek aan schriftelijke toestemming staken. N.B. in het onderhavige arrest is UPC Nederland van naam gewijzigd naar Ziggo Services.

Het hof noemt allereerst dat per 1 juli 2015 door wijziging van de toepasselijke wetgeving (de Wet auteurscontractenrecht) een nieuwe directe vergoedingsaanspraak van collectieve beheersorganisaties zoals Lira op de kabelexploitanten gecreëerd (artikel 45d (2) en (3) Aw). Deze geldt voor kabeldoorgiften van na die datum. Lira heeft dus geen belang meer bij een verbod of gebod, nu de wet en de situatie zijn gewijzigd. Het gat haar om vaststelling van haar rechten op vergoeding in het verleden.

 

Het hof volgt Lira niet in haar standpunt met betrekking tot de hierboven omschreven werkwijze ten aanzien van de overdracht van de rechten van de bij Lira aangesloten auteurs. Lira miskent het eigen karakter van het auteursrecht in het kader van films en de betekenis die in dit kader toegekend moet worden aan de Berner Conventie en het Unierecht. Het hof is van oordeel dat, in geval van strijd met de algemene rechtsregels van Nederlands vermogensrecht, de specifieke verdrags- en unierechtelijke regeling die in dat kader voor het auteursrecht is getroffen voor en boven de Nederlandse regelgeving gaat en als factor van beslissend gewicht moet worden meegewogen in de interpretatie van het betreffende artikel in de Auteurswet.

 

Vervolgens legt het hof uit dat artikel 14 BC tot stand is gekomen tegen de achtergrond van de producent van een film die de middelen bijeen brengt om tot een openbaar te maken geheel werk, de film, te komen, waarbij hij het exploitatierisico draagt. Het artikel voorziet in een concentratie van alle auteursrechten bij de producent, zodat deze de film kan exploiteren en niet afhankelijk is van toestemming van elk van de bijdragende auteurs. Verwijzend naar de uitspraken in de zaken Uradex (IEPT20060601) en Luksan van der Let (IEPT20120209) van het Hof van Justitie overweegt het hof vervolgens dat er wel een uitzondering geldt die inhoudt dat de auteur van een door hem geschapen deel van de film en de producent schriftelijk kunnen overeenkomen om de rechten bij de auteur te houden en niet naar de producent te laten overgaan.

 

Verwijzend naar de uitspraak van de Hoge Raad inzake Norma v NL Kabel (IEPT20140328) wordt overwogen dat de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat bij openbaarmaking via de kabel door middel van de Mediagateway sprake is van slechts één openbaarmakingshandeling waar de film door de kabelexploitant aan haar abonnees openbaar wordt gemaakt. In SBS Belgium (IEPT20151119) heeft ook het Hof van Justitie uitgemaakt dat dan sprake is van één openbaarmaking, waardoor de juistheid van het oordeel van de HR dus is bevestigd. De redenering van de HR volgend dat in die situatie geen sprake is van heruitzending, betekent dit dat Lira in deze situatie geen grondslag voor haar vordering kan ontlenen aan artikel 26a Aw. Daarnaast kan uit het Norma-arrest worden opgemaakt dat een eventuele gelijktijdige uitzending door de omroep via een andere technische weg in de ogen van de Hoge Raad niet relevant is. Het HvJEU heeft zich in de SBS Belgium zaak niet uit gesproken over deze kwesties. Het hof acht het echter in het kader van de comparitie van partijen die wordt gelast voorbarig om prejudiciële vragen te gaan stellen aan het HvJEU. Bij de comparitie zal over prejudiciële vragen gesproken worden en over de wet die inmiddels is gewijzigd, waardoor het materiele belang bij de beantwoording van deze vraag nog slechts ziet op een betrekkelijk beperkte periode in het verleden.  

 

Uitgaande van doorgifte via de Mediagateway en van een primaire openbaarmaking die geen heruitzending vormt is noodzakelijk, maar ook voldoende dat de kabelexploitant van de producent de auteursrechten verwerft om de film via de kabel uit te zenden. Als de betekenis die Lira aan haar aansluitcontracten geeft zou worden gevolgd wordt het systeem van het vermoeden van overdracht buiten werking gesteld. De kabelexploitant zou dan dus van de producent, maar ook van Lira auteursrechten moeten verweven. Het hof overweegt dat zowel de HR als het HvJEU zich niet hebben uitgesproken over dit punt, maar dat A-G Verkade in zijn conclusie er wel over heeft geschreven. Het hof onderschrijft de analyse van de A-G op dit punt, met name punt 6.7.7, waarin wordt beargumenteerd dat een levering bij voorbaat door de uitvoerende kunstenaar aan Norma niet af kan doen aan het (lex specialis-) stelsel van artikel 45d en artikel 4 WNR, waardoor een dergelijke levering ook niet door artikel 3:97 (2) BW wordt getroffen. Waar artikel 45d een materiele rechtsregel inhoudt berusten de exploitatierechten van rechtswege bij de producent, zodat uitsluitend een schriftelijk overeengekomen, afwijkend beding tussen auteur en producent ertoe kan leiden dat de auteursrechten niet van meet af aan aan de producent zijn overgedragen, maar bij de auteur zijn gebleven. Deze interpretatie past volgens het hof beter bij het in het Unierecht ontwikkelde stelsel van regels en voorkomt verschillen in de toepassing van het Unierecht tussen Nederland en andere EU-lidstaten. Ook doet zij recht aan het primaat van internationale verdragen en aan “het algemene uitgangspunt dat, ook als geen sprake is van een lex specialis in

eigenlijke zin, de interpretatie van een algemene regel bij toepassing op een specialistisch terrein zoveel mogelijk dient aan te sluiten bij de specifiek voor dat terrein geschreven regels, zoals in dit geval art. 14 bis BC”. Het vonnis moet dus op dit punt worden vernietigd.

 

Het hof merkt vervolgens op dat uit de systematiek van de BC en jurisprudentie van het HvJEU in beginsel volgt dat een regeling die per saldo ertoe leidt dat de regisseurs/auteurs die de daadwerkelijke creatieve arbeid hebben verricht geen billijke vergoeding ontvangen voor de exploitatie van hun arbeid in strijd met het Unierecht en de BC is. Lira heeft met verschillende bewijsmiddelen erop gewezen dat auteurs nu een lagere vergoeding ontvangen dan voor het Norma-arrest. Het hof is van oordeel dat, waar de feitelijke situatie niet gewijzigd is en het gebruik dat van de werken wordt gemaakt het zelfde is gebleven, de nieuwe juridische duiding op zich zelf in beginsel onvoldoende grond is voor een vermindering van door de auteurs te ontvangen vergoedingen. Bij de comparitie zal hierover worden gesproken.

 

Ten aanzien van 24 zenders staat tussen partijen vast dat sprake is van een andere feitelijke situatie dan voorlag in het Norma-arrest, aangezien deze buitenlandse zenders niet via de Mediagateway, maar via de (digitale) ether en/of satelliet aan het publiek worden uitgezonden. De betwisting van de kabelexploitanten dat zij gebruik maken van contractuele afspraken en licenties en in voorkomend geval toestemming van Agicoa is zodanig algemeen en weinig gespecificeerd dat Lira voorshands in haar bewijs is geslaagd. De kabelexploitanten krijgen echter desgewenst de gelegenheid om tegenbewijs te leveren.


IEPT20161018, Hof Amsterdam, UPC v Lira
 

(kopie origineel arrest)