Splitsen abonnementskosten in maandelijks en halfjaarlijks te betalen componenten, moet als misleidend worden beschouwd

28-10-2016 Print this page
IEPT20161026, HvJEU, Canal Digital

Bij beoordeling of handelspraktijk een misleidende omissie vormt dient rekening gehouden te worden met de context waarin die praktijk plaatsvindt. Met name dient er rekening gehouden te worden met de beperkingen die eigen zijn aan het gebruikte communicatiemedium. Het opsplitsen van de prijs in meerdere componenten, waarvan één op de voorgrond wordt geplaatst moet als misleidend worden beschouwd. Het in marketinguitingen nadruk geven aan de maandelijkse kosten en het weglaten of minder nadruk geven aan halfjaarlijkse kosten wordt beschouwd als een misleidende omissie, wanneer de consument hierdoor een besluit over een transactie neemt die hij anders niet had genomen. Artikel 7, lid 4, van richtlijn 2005/29 bevat een uitputtende opsomming van de essentiële informatie die in een uitnodiging tot aankoop moet worden verstrekt. Het is de taak van de nationale rechter om te beoordelen of de betrokken handelaar heeft voldaan aan zijn informatieplicht.

RECLAMERECHT

Canal Digital is een in Denemarken gevestigd bedrijf dat de consument televisieprogrammapakketten aanbiedt. Canal Ditgital heeft voor haar diensten in Denemarken reclame gemaakt op door onder andere op haar website een grote banner met daarin het te betalen maandbedrag, met in kleinere letters het totale jaarbedrag en iets lager in het reclamebeeld het halfjaarlijkse te betalen bedrag voor de “card service”. Bij de verwijzende rechter is vervolging tegen Canal Digital ingesteld wegens overtreding van de wet inzake handelspraktijken op grond dat het bedrijf de consument onvoldoende duidelijk had geïnformeerd over het feit dat naast de maandelijkse prijs ook nog een abonnementsprijs voor een halfjaarlijkse “card service” diende te worden betaald.

Het Hof geeft als volgt antwoord op de vragen:

"Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 7, leden 1 en 3, van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat bij de beoordeling of een handelspraktijk als een misleidende omissie moet worden beschouwd, rekening dient te worden gehouden met de context waarin die praktijk plaatsvindt, met name de beperkingen die eigen zijn aan het voor de handelspraktijk gebruikte communicatiemedium, de beperkingen qua ruimte of tijd die dat medium meebrengt alsook maatregelen die de handelaar genomen heeft om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen, ook al blijkt dat vereiste niet uitdrukkelijk uit de bewoordingen van de betrokken nationale regeling.

Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 6, lid 1, van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat een handelspraktijk waarbij de prijs van een product in meerdere componenten wordt opgesplitst en één daarvan op de voorgrond wordt geplaatst, als misleidend moet worden beschouwd, aangezien die praktijk bij de gemiddelde consument de onjuiste indruk kan wekken dat hem een voordelige prijs wordt aangeboden en hem er voorts toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Het is de taak van de verwijzende rechter om dit te beoordelen, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het hoofdgeding. Beperkingen qua tijd die bepaalde communicatiemedia, zoals televisiereclame, kunnen meebrengen, kunnen echter niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of een handelspraktijk misleidend is in de zin van artikel 6, lid 1, van die richtlijn.

Gelet op het voorgaande moet op de derde vraag worden geantwoord dat artikel 7 van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat de praktijk waarbij een handelaar ervoor heeft gekozen om de prijs van een abonnement aldus vast te stellen dat de consument zowel maandelijkse kosten als halfjaarlijkse kosten dient te betalen en waarbij, bij de marketing van het product, de maandelijkse prijs bijzonder in het oog springt, terwijl de zesmaandelijkse kosten volledig worden weggelaten of alleen worden gegeven op een minder in het oog springende wijze, als een misleidende omissie moet worden beschouwd wanneer een dergelijke weglating de consument ertoe brengt een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Het staat aan de verwijzende rechter om dit te beoordelen, rekening houdend met de beperkingen die eigen zijn aan het gebruikte communicatiemedium, de aard en de kenmerken van het product alsook met maatregelen die de handelaar daadwerkelijk genomen heeft om de essentiële informatie over het product langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen.

Gelet op het voorgaande moet op de zesde en de zevende vraag worden geantwoord dat artikel 7, lid 4, van richtlijn 2005/29 aldus moet worden uitgelegd dat het een uitputtende opsomming bevat van de essentiële informatie die in een uitnodiging tot aankoop moet worden verstrekt. Het is de taak van de nationale rechter om te beoordelen of de betrokken handelaar heeft voldaan aan zijn informatieplicht, rekening houdend met de aard en de kenmerken van het product, maar ook met het voor de uitnodiging tot aankoop gebruikte communicatiemedium en de bijkomende informatie die die handelaar eventueel heeft verstrekt. Ook wanneer een handelaar in een uitnodiging tot aankoop alle in artikel 7, lid 4, van die richtlijn vermelde informatie verstrekt, sluit zulks niet uit dat die uitnodiging als een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6, lid 1, of artikel 7, lid 2, van de richtlijn kan worden aangemerkt."

IEPT20161026, HvJEU, Canal Digital

Lees het arrest hier.