Terecht geen rekening gehouden met vervallenverklaring ouder merk bij oordeel over verwarringsgevaar

27-10-2016 Print this page
IEPT20161026, HvJEU, Westermann v EUIPO

GEU heeft terecht geen rekening gehouden met vervallenverklaring van het oudere merk in oordeel over verwarringsgevaar: verval van het oudere merk vond plaats na de datum van de gewraakte beslissing van de kamer van beroep van het EUIPO. Indien wel rekening zou worden gehouden met vervallen ouder merk zou dit in strijd zijn met vaste rechtspraak HvJEU dat het GEU een beslissing van het EUIPO niet kan vernietigen of herzien op gronden die na de vaststelling daarvan aan het licht komen.

 

MERKENRECHT - PROCESRECHT

 

Hogere voorziening tegen een arrest van het Gerecht EU van 9 september 2015, waarin gedeeltelijk toegewezen oppositie tegen het aangevraagde beeldmerk “BAMBINO LÜK” op basis van het oudere Uniebeeldmerk “BAMBINO” in stand is gehouden.

 

Het HvJEU gaat eerst in op de klacht dat het Gerecht ten onrechte rekening hield met het oudere merk waarop de oppositie tegen de door Westermann aangevraagde inschrijving van het merk was gebaseerd, terwijl dat oudere merk vervallen was verklaard door het EUIPO in een andere procedure en dus ten tijde van de indiening van haar beroep in eerste aanleg geen rechtsgevolgen meer zou sorteren.

 

Het HvJEU overweegt onder meer dat het eerder heeft geoordeeld dat de beslissing van de kamer van beroep van het EUIPO door het verval van een ouder merk na indiening van het beroep voor het GEU niet zonder voorwerp noch zonder rechtsgevolgen is geraakt. De beoordeling in deze beslissing waarin is geoordeeld dat verwarringsgevaar bestaat tussen de conflicterende merken, sorteerde dus nog steeds rechtsgevolgen op het tijdstip waarop het Gerecht zijn arrest heeft gewezen. Gelet op de aangehaalde overwegingen en aangezien de effectieve datum van het verval van het oudere merk waarop de oppositie tegen de door Westermann aangevraagde inschrijving van het merk is gebaseerd (13 juni 2013) in casu na de datum van de litigieuze beslissing (3 april 2013) valt, oordeelt het HvJEU dat moet worden vastgesteld dat het Gerecht niet gehouden was bij zijn toetsing van de rechtmatigheid van de litigieuze beslissing rekening te houden met de beslissing van het EUIPO waarbij dit merk vervallen is verklaard.

 

Daarnaast overweegt het Hof van Justitie dat het vervallen verklaarde Uniemerk ingevolge artikel 55(1) Uniemerkenverordening geacht wordt niet de in deze verordening bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad vanaf de datum van de vordering tot vervallenverklaring. Als het Gerecht gehouden was om rekening te houden met een beslissing van het EUIPO waarbij een ouder merk waarop de oppositie is gebaseerd, vervallen wordt verklaard, hoewel die beslissing is gevallen op een datum na de datum van de beslissing van de kamer van het beroep van het EUIPO waarbij de oppositie gegrond is verklaard, dit in strijd zou zijn met de vaste rechtspraak van het Hof dat het Gerecht een dergelijke beslissing niet kan vernietigen of herzien op gronden die na de vaststelling ervan aan het licht komen.

 

Het HvJEU concludeert daarom dat het Gerecht geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting van het recht gegeven bij het onderzoek naar de gegrondheid van de beslissing van de kamer van beroep van het EUIPO, aangezien het oudere merk waarop de oppositie tegen de inschrijving van het door Westermann aangevraagde merk was gebaseerd, nog geldig was .

 

Het overige betoog over het oordeel van het GEU met betrekking tot de overeenstemming van de tekens is niet-ontvankelijk, omdat het er werkelijk toe strekt een feitelijke beoordeling te betwisten, welke niet door het HvJEU in hogere voorziening kan worden getoetst. Ook het andere aangevoerde middel faalt, omdat de argumenten van Westermann niet afdoen aan de slotsom van het Gerecht dat de kamer van beroep van het EUIPO op goede gronden heeft vastgesteld dat er verwarringsgevaar tussen de conflicterende merken bestaat.

 
IEPT20161026, HvJEU, Westermann v EUIPO
 

(curia-versie)