X komt het auteursrecht op het logo Flippin' Burgers niet toe ondanks dat hij het logo als eerste openbaar heeft gemaakt zonder Y als maker: artikel 8 Aw is niet van toepassing op eenmanszaak. Y heeft X geen exclusief gebruikersrecht op het logo verleend: tussen X en Y was afgesproken dat Y ook de foodtruck met daarop het logo zou exploiteren. Y moet gebruik handelsnaam Flippin’ Burgers staken: Y erkent dat handelsnaamrecht bij X ligt en door gebruik van Y van de handelsnaam voor zijn foodtruck is er sprake van verwarringsgevaar. Geen onrechtmatig handelen Y ten aanzien van de website: Y heeft contactgegevens van X weer teruggezet en inloggegevens domeinnaam verstrekt. Geen sprake van onrechtmatig handelen ten aanzien van de facebookpagina: niet aannemelijk dat beheer Facebookpagina aan X zou toekomen.
AUTEURSRECHT - HANDELSNAAMRECHT - ONRECHTMATIGE DAAD
X (eiser, eenmanszaak) en Y (gedaagde, eenmanszaak) zijn een samenwerking aangegaan waarbij zij samen een foodtruck zouden exploiteren onder de naam Flippin’ Burgers. X heeft de foodtruck aangeschaft, Y heeft het logo en de website ontworpen. Na op twee festivals te hebben gestaan gaan partijen uit elkaar. Ondanks dat partijen uit elkaar zijn gebruikt Y het logo en de handelsnaam nog. X vordert nu Y te bevelen iedere inbreuk op het auteursrecht van X te staken en gestaakt te houden, het gebruik van de handelsnaam te staken en het onrechtmatig handelen ten aanzien van de website en de facebookpagina te staken.
De voorzieningenrechter oordeelt als eerst dat Y auteursrechthebbende is van het logo. X heeft gesteld dat hij op grond van artikel 8 het auteursrecht heeft verkregen omdat hij het logo als eerste openbaar heeft gemaakt zonder vermelding van Y als maker. Artikel 8 is echter niet van toepassing op een eenmanszaak en is Y als maker van het werk aan te merken en daarmee auteursrechthebbende van het logo. X stelt dat Y na het ontwerpen hem impliciet een exclusief gebruiksrecht heeft verleend. Dit is volgens X de bedoeling van partijen geweest omdat de opdracht tot het vervaardigen van een logo geen enkele zin zou hebben. De voorzieningenrechter oordeelt echter anders. Het is niet onaannemelijk dat Y aan X een gebruiksrecht heeft verleend ten aanzien van het logo. Het gebruik is immers de reden geweest dat X aan Y de opdracht tot vervaardigen van dat logo heeft gegeven. Dat dit gebruiksrecht exclusief was en Y zich daarmee van gebruik van het logo buitensloot, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Tussen X en Y was afgesproken dat Y ook de Foodtruck met logo zou gaan exploiteren door op festivals hamburgers te verkopen.
De vordering tot het staken van het gebruik van de handelsnaam Flippin’ Burgers wordt toegewezen. Y heeft ter zitting erkend dat het handelsnaamrecht bij X ligt. Nu Y nog gebruik maakt van de handelsnaam voor het exploiteren van zijn eigen foodtruck op festivals door het hele land is er bij het publiek verwarring te duchten en daarmee maakt hij inbreuk op het handelsnaamrecht van X. Onder d veroordeling valt tevens het staken van het gebruik van de domeinnaam www.flippingburgers.nl, nu deze handelsnaam nagenoeg overeenstemt met de handelsnaam.
Van onrechtmatig handelen ten aanzien van de website is geen sprake meer nu Y de contactgegevens weer terug veranderd heeft naar de contactgegevens van X en zijn eigen contactgegevens heeft verwijderd. Y heeft inmiddels ook de inloggegevens van de website aan X verstrekt.
De vorderingen met betrekking tot het onrechtmatig handelen ten aanzien van de Facebookpagina worden afgewezen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Y stelt dat hij de facebookpagina op eigen initiatief heeft aangemaakt en voert hiervoor de ter zitting overlegde factuur aan waar het aanmaken van een facebookpagina niet als verrichte werkzaamheden staat vermeld. Het is daarom niet aannemelijk dat het beheer over de pagina aan X zou toekomen. Y heeft ter zitting toegezegd dat op de facebookpagina de handelsnaam van X niet langer zal worden vermeld.
IEPT20161220, Rb Rotterdam, Flippin Burgers v Web Vloed
(ECLI-versie)
