Vonnis over serie “De Maatschap” bekrachtigd

24-01-2017 Print this page
IEPT20170124, Hof Amsterdam, De Maatschap
(Met dank aan Jaap Versteeg, Versteeg Wigman Sprey advocaten)

Serie “De Maatschap” maakt geen inbreuk op boek “De Straatvechter, mijn verhaal”: hoewel niet onaannemelijk is dat beperkt aantal feiten uit boek inspiratie waren voor scènes uit de serie, is de wijze waarop deze in de serie zijn uitgewerkt en de context daarvan is op het eerste gezicht te verschillend om te kunnen concluderen dat sprake is van auteursrechtinbreuk, geen auteursrecht op waargebeurde feiten, onvoldoende steun in feitenmateriaal dat personage gebaseerd op appellant diffamerend is jegens appellant en dat dit levensonderhoud appellant aantast.

 

AUTEURSRECHT

Hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 6 januari 2017 (IEPT20170106), waarin werd geoordeeld dat de serie “De Maatschap” geen inbreuk maakt op het boek “De Straatvechter, mijn verhaal”. Het vonnis wordt bekrachtigd.

 

Het hof heeft het boek gelezen en de serie bekeken en komt op basis van dit feitelijk onderzoek tot de conclusie dat geen sprake is van verveelvoudiging van (delen van) het boek. Hoewel niet onaannemelijk is dat in het boek feiten zijn omschreven waarvan een beperkt aantal als inspiratie hebben gediend voor scènes uit de serie, is de wijze waarop dit in de serie is uitgewerkt en de context daarvan volgens het hof op het eerste gezicht te verschillend om te kunnen concluderen dat sprake is van auteursrechtinbreuk. Daar komt bij dat op waargebeurde feiten geen auteursrecht rust, zeker als deze reeds uit andere bronnen kenbaar waren en uit die bronnen is geput. Met betrekking tot het merendeel van de in de serie verwerkte feiten is dit het geval.

 

Ook is niet in geschil dat de eerste versies van het scenario van de serie al gereed waren voordat het boek uitkwam. Voor zover al juist is dat sommige feiten  door appellant zijn  verzonnen zijn deze feiten anders uitgewerkt in de serie en niet zo bepalend voor de verhaallijn dat hieraan bij de inbreukvraag relevante betekenis kan worden toegekend.

 

Hoewel op zichzelf niet in geschil is dat het boek de werktoets doorstaat verschillen de compositie, verhaallijn, manier waarop het verhaal wordt verteld, taalgebruik en gekozen volgorde van gebeurtenissen te zeer van elkaar om te kunnen spreken van een verveelvoudiging. De totaalindrukken zijn te verschillend. Het uitzendverbod is dus terecht afgewezen.

 

Appellant heeft voorts gesteld dat sprake is van een onsympathieke en ongure weergave van het op appellant lijkende personage Theo Meyer en dat een aantal scènes diffamerend jegens appellant zijn, waardoor hij klandizie verliest bij zijn juridische praktijk. Het hof oordeelt dat hiervoor echter onvoldoende steun in het feitenmateriaal bestaat. Het publiek zal niet iedere scène als waargebeurd percipiëren en in de media is in de loop der jaren regelmatig aandacht aan appellant besteed, waarbij hij ook zelf de media heeft opgezocht. Ook is er een documentaire over de levensloop van appellant gemaakt door zijn zoon. Hoewel een aantal scènes voor een deel wellicht choquerend en confronterend zijn, getuigt de wijze waarop Theo Meyer in de serie wordt geportretteerd van een zekere compassie voor  het personage en wordt er begrip opgewekt voor de moeilijke omstandigheden waarin hij is komen te verkeren als gevolg van de (harde) opvoeding en problematische relatie tot zijn vader.

 

IEPT20170124, Hof Amsterdam, De Maatschap

ECLI:NL:GHAMS:2017:207

 

(kopie origineel arrest)