Akte over of algemene voorwaarden vernietigd kunnen worden

23-06-2017 Print this page
IEPT20170125, Rb Midden-Nederland, Foto’s voor bedrijfskleding

Algemene voorwaarden van toepassing: op iedere opdrachtbevestiging staat dat AV van toepassing worden verklaard. Eiser krijgt gelegenheid bij akte te reageren op stelling gedaagde dat zij AV op grond van artikel 6:233 sub b BW heeft vernietigd. Om redenen van proceseconomie worden overige geschilpunten behandeld, waarbij veronderstellenderwijs ervan uit wordt gegaan dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Geen rechtsverwerking. Geen schending klachtplicht: gedaagde is professionele partij en moet zich bewust zijn van haar verplichtingen uit gesloten overeenkomsten. Geen verjaring overeenkomst I. Partijen zijn geen algehele media buy out overeengekomen: volgt niet uit bewoordingen overeenkomst. Onvoldoende bestreden dat foto’s die zijn gemaakt onder overeenkomst II en III buiten overeengekomen periode van 3 jaar na opdrachtbevestiging te vinden waren op websites. Gedaagde krijgt gelegenheid te reageren op akte eiser dat foto’s op website derden te herleiden zijn naar gedaagde. Rb volgt gegevens eiser over aantal overtredingen: gegevens onvoldoende concreet en specifiek bestreden. Gedaagde heeft stelling dat zij niet aansprakelijk is voor vertalingen van websites en foto’s die al verwijderd zijn maar via zoekfuncties te achterhalen zijn onvoldoende onderbouwd: had specifiek moeten ingegaan op lijst eiser en moeten aangegeven welke websites dit betreft. Maximaal € 8.800 aan extra verrleningsvergoedingen toekenbaar. Matiging boetes tot maximaal twee- tot viermaal hoogte van verleningsvergoedingen: beperkt financieel belang (€ 3.081,16), boetebeding opgenomen in algemene voorwaarden, niet onderhandeld over boetebeding en geen opzettelijke overtreding en verschil tussen werkelijk geleden schade en hoogte van de gevorderde boetes (€  8.800 v € 703.500) bijzonder groot.

 

OVEREENKOMST

 

[bedrijf 1] stelt tegen vergoeding modellen aan opdrachtgevers ter beschikking voor het maken van foto’s die door opdrachtgevers gebruikt worden voor media-uitingen. [bedrijf 1] is per 1 oktober 2011 ontbonden. In een beschikking van 2 oktober 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland de heropening van de vereffening van [bedrijf 1] bevolen met de benoeming van [eiser] tot vereffenaar. Gedaagde produceert en verkoopt bedrijfskleding. In de periode 2007 tot en met 2011 hebben [gedaagde] en [bedrijf 1] vier overeenkomsten gesloten. Bij het sluiten van de overeenkomsten maakte [gedaagde] gebruik van een professioneel bemiddelingsbureau dat in de onderhandelingen met [bedrijf 1] namens gedaagde optrad. Eiser vordert betaling van € 741.630, omdat  gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomsten en de toepasselijke algemene voorwaarden door de foto’s te hebben gebruikt in strijd met de gemaakte afspraken voor zowel de overeengekomen regio, periode als het soort media-uiting.

 

De rechtbank oordeelt dat in casu de algemene voorwaarden van toepassing zijn, omdat op iedere opdrachtbevestiging staat dat deze van toepassing worden verklaard. Gedaagde heeft echter gesteld dat de algemene voorwaarden door haar zijn vernietigd op grond van artikel 6:233 sub b BW, omdat niet vast te stellen is welke versie van de algemene voorwaarden toepasselijk is. Omdat deze stelling voor het eerst bij antwoordakte na comparitie is ingenomen krijgt eiser nog de mogelijkheid om hierop te reageren. Om redenen van proceseconomie gaat de rechtbank in op de overige geschilpunten, omdat ook voor een aantal van die kwesties het nemen van een akte nodig is. De rechtbank gaat steeds veronderstellenderwijs van uit dat de algemene voorwaarden tussen gedaagde en [bedrijf 1] van toepassing zijn. Indien de rechtbank na de aktewisseling tot het oordeel komt dat de algemene voorwaarden niet (meer) gelden tussen [bedrijf 1] en gedaagde worden de vorderingen afgewezen..

 

Het beroep op rechtsverwerking faalt. Het enkele tijdsverloop is daarvoor niet genoeg en ook de omstandigheid dat [bedrijf 1] gedurende twee jaar ontbonden is, is onvoldoende. Nog daargelaten dat gedaagde niet heeft gesteld hiervan op de hoogte was, heeft gedaagde niet toegelicht hoe dit het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de aanspraken uit de overeenkomsten niet meer geldend worden gemaakt. Ook is geen sprake van schending van de klachtplicht, omdat gedaagde een professionele partij is die zich bewust moet zijn van haar verplichtingen uit de door haar gesloten overeenkomsten. Ook het beroep op verjaring ten aanzien van overeenkomst I faalt.

 

Gedaagde heeft gesteld dat hij een “algehele media buy out” zou zijn overeengekomen, maar de rechtbank verwerpt dit verweer. Dit blijkt niet uit de tekst van de overeenkomsten en eiser mocht uitgaan van de gebruikte woorden uit de opdrachtbevestigingen. Gedaagde heeft onvoldoende bestreden dat foto’s die zijn gemaakt onder overeenkomst II en III buiten de overeengekomen periode van 3 jaar na de opdrachtbevestiging te vinden waren op websites. Gedaagde krijgt de gelegenheid te reageren op de akte van eiser dat de foto’s op de website van derden te herleiden zijn naar gedaagde.

 

De rechtbank volgt in beginsel de gegevens van eiser over het aantal overtredingen, omdat deze gegevens door gedaagde onvoldoende concreet en specifiek zijn bestreden. Vervolgens wordt overwogen dat gedaagde de stelling dat zij niet aansprakelijk is voor vertalingen van websites en foto’s die al verwijderd zijn maar via zoekfuncties te achterhalen zijn onvoldoende heeft onderbouwd. Gedaagde had specifiek moeten ingaan op de lijst van eiser en moeten aangeven welke websites volgens haar slechts een vertaling betreffen of websites zijn waarop foto’s staan die al verwijderd zijn.

 

In het geval dat de rechtbank bij eindvonnis over de gevorderde extra vergoedingen moet oordelen, komt zij tot de conclusie dat er maximaal het bedrag van € 8.800 kan worden toegekend. Gedaagde heeft gesteld dat de verschuldigde boetes aanzienlijk moeten worden gematigd, gelet op de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank oordeelt dat de boetes moeten worden gematigd tot maximaal twee- tot viermaal de hoogte van de verleningsvergoedingen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat sprake is van een beperkt financieel belang van € 3.081,16. Daarnaast wordt overwogen dat het boetebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen en dat niet is onderhandeld over het boetebeding. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de overtreding niet opzettelijk was en dat het verschil tussen de werkelijk geleden schade (€ 8.800) en de hoogte van de gevorderde boetes (€ 703.500) bijzonder groot is. Ten slotte neemt de rechtbank in overweging dat de boete volgens het beding is verschuldigd per overtreding per model en de overtredingen zich hebben uitgestrekt over een lange periode waardoor de boetes enorm opliepen. De zaak wordt aangehouden.

 

IEPT20170125, Rb Midden-Nederland, Foto’s voor bedrijfskleding

 

ECLI:NL:RBMNE:2017:248