Uitgever niet verantwoordelijk voor zoekresultaten zoekmachine

28-02-2017 Print this page
IEPT20170207, Hof Amsterdam, Erdee

Artikel in Reformatorisch Dagblad over conflict tussen geïntimeerde en enkele boeren niet onrechtmatig: de geuite beschuldigingen vinden genoeg steun in het feiten materiaal, geïntimeerde en zijn vader gelden binnen de lezerskring van het Reformatorisch Dagblad als public figures en Erdee heeft voldoende wederhoor geboden. Vonnis rechtbank - voor zover Erdee werd bevolen de exploitant van zoekmachine te verzoeken het artikel onvindbaar te maken - vernietigd: voor de verwerking van de persoonsgegevens in de zin van artikel 9 richtlijn 95/46/EG is Erdee niet verantwoordelijk.

PUBLICATIE – PERSOONSGEGEVENS

Hoger Beroep tegen IEPT20150311 waarin werd geoordeeld dat een artikel op digibron.nl (website van Erdee) over conflict tussen eisers en enkele boeren onrechtmatig was voor zover er niet werd verwezen naar een vervolg artikel waarvan de kop luidde: ‘beschuldigingen tegen geïntimeerde ingetrokken’. Tevens oordeelde de rechtbank dat Erdee Google moest verzoeken de verwijzingen naar het artikel uit de zoekresultaten te verwijderen. De zoekresultaten vermelden alleen de kop met negatieve connotatie en niet de verwijzing naar artikel IV en hebben betrekking op een ver verleden.

In hoger beroep vorderen geïntimeerde en zijn vader voor recht te verklaren dat het artikel onrechtmatig is jegens hen, Erdee te bevelen de openbaarmaking, waaronder de publicatie op internet van het artikel te staken en subsidiair het artikel niet vindbaar te maken voor zoekmachines en artikel niet langer in Google wordt getoond als er op de namen van geïntimeerde en zijn vader wordt gezocht.

Naar het oordeel van het hof vinden de jegens geïntimeerde en zijn vader geuite beschuldigingen in het artikel voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal. Voor zover beschuldigingen door derden zijn geuit zijn deze in voldoende mate onderschreven aan de in dit artikel in name genoemde personen. Er is in het artikel in voldoende mate het weerwoord van geïntimeerde en zijn vader tegenover gesteld. Erdee had een journalistiek belang bij de publicatie van het artikel en gelet op de doelgroep zelfs een aanzienlijk belang. Binnen de kring van lezers van het Reformatorisch Dagblad gelden geïntimeerde en zijn vader als public figures en raken de aangesneden onderwerpen de doelgroep van het Reformatorisch Dagblad. Het beschikbare feitenmateriaal en de onbestreden gebleven feiten gaven voldoende aanleiding om daarover navraag te doen bij daarbij betrokken derden en bij geïntimeerde en zijn vader. Het belang op vrije meningsuiting van Erdee prevaleert boven het belang van geïntimeerde om niet te worden blootgesteld aan verdachtmakingen. Het artikel is niet onrechtmatig.

Geïntimeerde en zijn vader hebben in hun tweede grief aangevoerd dat ook indien de publicatie niet als onrechtmatig wordt beschouwd de vordering tot het staken van openbaarmaking op internet en de vindbaarheid via zoekmachines als Google dient te worden toegewezen. Het belang van geïntimeerde om niet na jaren nog geconfronteerd te worden met de beschuldigingen weegt zwaarder dan het belang van Erdee om het artikel via zoekmachines te ontsluiten.

De rechtbank heeft hierover geoordeeld dat een krantenarchief moet worden aangemerkt als een verzameling persoonsgegevens en de beheerder als een voor de verwerking van gegevens verantwoordelijke in de zin van richtlijn 95/46/EG en Erdee bevolen om de exploitant van de zoekmachines te verzoeken het artikel onvindbaar te maken, op grond van artikel 9 van deze richtlijn.

Het hof oordeelt evenwel anders. Volgens het hof wordt de verwerking van persoonsgegevens, bestaande uit het zoeken van de gegevens bij een ingetoetste naam en het weergeven van de zoekresultaten, uitgevoerd door de exploitant van de zoekmachine en niet door Erdee. Voor de verwerking van bovengenoemde persoonsgegevens zijn de exploitanten van de verschillende zoekmachines verantwoordelijk en niet Erdee. De motivering van de rechtbank houdt geen stand. De wet bescherming persoonsgegevens en de daaraan ten grondslag liggende Europese richtlijn bieden geen grond voor toewijzing van de onderhavige vorderingen.

IEPT20170207, Hof Amsterdam, Erdee

ECLI:NL:GHAMS:2017:365