Dwangsomveroordeling bij inbreukverbod vernietigd

23-02-2017 Print this page
IEPT20170221, Hof Amsterdam, Stadsarchief Rotterdam v Pictoright

Inbreukverbod niet in strijd met artikel 10 EVRM: positie archieven niet zodanig uitzonderlijk geacht door wetgever dat algemene uitzondering op rechten auteur passend werd gevonden en onvoldoende onderbouwd dat verbod strijdig is met proportionaliteit en subsidiariteit. Geen dwangsomveroordeling bij inbreukverbod: prikkel niet nodig door gebrek aan (reële) dreiging van inbreuk op meer dan verwaarloosbare schaal. Geen proceskostenveroordeling voor kosten van bewijslevering inzake “chains of title”.

 

AUTEURSRECHT

 

Hoger beroep tegen de vonnissen van 23 juli 2014 (IEPT20140723) en 10 juni 2015 (IEPT20150610), waarin de rechtbank onder meer oordeelde dat Stadsarchief Rotterdam een voorschot op schadevergoeding van € 5.400 voor dertig inbreuken diende te betalen.

 

Er veronderstellenderwijs vanuit gaande dat Stadsarchief als overheidsorgaan zich kan beroepen op grondrechten zoals de uitingsvrijheid van artikel 10 EVRM en artikel 11 Handvest, wordt geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd dat de vorderingen van Pictoright te zeer afbreuk doen aan artikel 10 EVRM. Dat een algemeen inbreukverbod niet noodzakelijk en disproportioneel was wordt door het hof niet gevolgd. De (Europese) Wetgever heeft de positie van archieven die in het algemeen een publieke functie vervullen en vaak door (semi-)overheidsinstellingen worden beheerd, uitdrukkelijk onder ogen gezien. Die positie is niet zodanig uitzonderlijk geacht dat een algemene uitzondering op de rechten van de auteur passend werd gevonden. Die afweging dient het hof tot uitgangspunt te nemen. Hierdoor is in beginsel een verbod (voor de toekomst) tot het maken van inbreuk in een geval, waarin, zoals hier, vast staat dat in het verleden meermalen inbreuk is gemaakt, passend en dus door de rechter toewijsbaar. Pas als Stadsarchief voldoende stelt dat in haar specifieke situatie een dergelijk wegens strijd met beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit achter wegen moet blijven, is ruimte voor een uitzondering.

Het hof is echter van oordeel dat Stadsarchief onvoldoende heeft onderbouwd dat een verbod achterwege moet blijven. Dat het voor een archief als Stadsarchief relatief kostbaar en tijdrovend is om van elk werk de rechthebbende te achterhalen is op zich niet uitzonderlijk en van Stadsarchief mag verwacht worden dat zij zich in ieder geval behoorlijk inspant. Vanwege de inbreuken in het verleden en het ontbreken van concrete voornemens om in de toekomst anders met het onderzoek om te springen is onvoldoende duidelijk geworden dat zij de vereiste inspanning levert om elke inbreuk in de toekomst te voorkomen. Hierdoor is ook duidelijk dat zij niet kan volstaan met een NTD-procedure.

 

Over de dwangsomveroordeling met betrekking tot het algemene inbreukverbod wordt geoordeeld dat een dwangsom vooral geldt als prikkel om een verbod na te leven. Hier acht het hof de prikkel niet nodig, omdat uit het feitenmateriaal niet op te maken valt dat er een (reële) dreiging is van het door Stadsarchief op meer dan verwaarloosbare schaal (hoogstens enkele keren per jaar) plegen van auteursrechtinbreuken. Het hof heeft hierbij meegewogen dat het Stadsarchief een gemeentelijke dienst is en de overheid in het algemeen wordt geacht rechterlijke beslissingen na te leven. Ook heeft de dreiging van het verbeuren van een dwangsom een aanzienlijk, en ongewenst te achten, chilling effect. Het Stadsarchief heeft de beeldbank namelijk op zwart gezet.

 

De grief over de volledige proceskostenveroordeling voor het bedrag dat ziet op de kosten van bewijslevering slaagt. Van Pictoright mag als professionele organisatie worden verwacht dat zij beschikt over vereiste volmachten en dus complete “chains of title” die voor haar bewijspositie in een door haar aan te spannen procedure noodzakelijk zijn.


IEPT20170221, Hof Amsterdam, Stadsarchief Rotterdam v Pictoright
 

ECLI:NL:GHAMS:2017:523