Teken ‘NMIB’ maakt inbreuk op BNL woordmerk ‘CMIB’

24-03-2017 Print this page
IEPT20170317, Rb Den Haag, CMIB v NMIB

Relevante publiek bestaat uit afnemers van incassodiensten: anders dan gedaagde NMIB meent wordt het relevante publiek bepaald door de klassen waarvoor het merk is ingeschreven en niet door het daadwerkelijke gebruik van het merk. Het onderscheidend vermogen van het merk CMIB niet bijzonder groot: relevante publiek zal het merk zien als een afkorting. Ruime mate van overeenstemming tussen merk en teken NMIB: auditief auditief, visueel en begripsmatig overeen. Sprake van verwarringsgevaar tussen merk en teken: in het bijzonder door overeenstemmend gebruik van merk en teken op de websites van partijen.

MERKENRECHT

CMIB drijft een medisch incassobureau. CMIB is houdster van het BNL woordmerk ‘CMIB’ voor de klassen 35, 36 en 42. CMBI gebruikt dit woordmerk in een logo (op de afbeelding boven), dat onder andere is afgebeeld op haar website. NMIB drijft een incassobureau die zich onder meer richt op het debiteurenbeheer van tandartsen en orthodontisten. NMIB maakt gebruik van een logo dat onder andere is afgebeeld op haar website (op de afbeelding onder).

Volgens NMIB is in het kader van het in aanmerking komende publiek van belang dat beide partijen hun diensten verlenen op een gespecialiseerde markt, namelijk de markt voor professioneel debiteurenbeheer voor medici, in het bijzonder in de mondzorg en dat zij bovendien allebei feitelijk maar 1 opdrachtgever hebben. Het in aanmerking komende publiek is daarmee zeer beperkt en goed op de hoogte, aldus NMIB. De voorzieningenrechter gaat hierin niet mee. Het uitgangspunt is dat het relevante publiek wordt bepaald door de waren-of dienstencategorie van het ingeroepen merk en niet door het gebruik van het merk. Dit laatste hangt af van de commerciële keuzes van de merkhouder. Deze keuzes kunnen voortdurend wijzigen en kunnen daarom ook geen gevolgen hebben voor het relevante publiek dat in aanmerking moet worden genomen bij de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar. Naar voorlopig oordeel bestaat het relevante publiek uit afnemers van incassodiensten.

H
et onderscheidend vermogen van het merk CMIB acht de voorzieningenrechter niet bijzonder groot. De lettercombinatie heeft op zichzelf geen enkele betekenis en de afkorting wordt ook niet gebruikt in combinatie met de volledige uitgeschreven woorden waar de letters voor staan (Centraal Medisch Incasso Bureau). In het logo worden echter de woorden Incasso Bureau gebruikt, dat, in combinatie met de diensten waarvoor het merk wordt gebruikt zal het relevante publiek het merk zien als een afkorting.

Auditief is er een ruime mate van overeenstemming. De eerste letter komt niet overeen, maar de overeenstemming tussen de laatste drie letters zal bij het gemiddeld publiek domineren.

Ook visueel stemmen merk en teken grotendeels overeen. Het merk en teken bestaan allebei uit 4 letters, waarvan de laatste drie hetzelfde zijn.

Tevens is er sprake van een begripsmatige overeenstemming. Het relevante publiek zal de combinatie IB in NMIB ook opvatten als een afkorting van ‘IncassoBureau’, zeker nu NMIB haar logo gebruikt in combinatie met de aanduiding Nationaal Medisch Incasso Bureau.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van een ruime mate van overeenstemming tussen merk en teken. Hoewel de onderscheidende kracht van het merk niet bijzonder groot is, brengt de mate van overeenstemming in combinatie met het feit dat merk en teken voor exact dezelfde diensten wordt gebruikt mee dat verwarring bij het relevante publiek is te duchten. Hierbij weegt het gebruik van het merk en teken mee, in het bijzonder op de websites. De overheersende kleur is op beide websites blauw, de lettertypes lijken op elkaar, op beide websites wordt gebruik gemaakt van langgerekte, horizontale foto’s en het merk en teken zijn beide verwerkt in een logo dat zich in de linkerbovenhoek van de website bevindt. Dit, in combinatie met de ruime mate van overeenstemming zal men bij een oppervlakkige beschouwing van beide website denken dat ze van dezelfde dienstverlener zijn.

IEPT20170317, Rb Den Haag, CMIB v NMIB

ECLI:NL:RBDHA:2017:2626