Regeling thuiskopieheffing (in AMvB’s 2012/2013 en 2015) niet onverbindend of onrechtmatig

26-05-2017 Print this page
IEPT20170523, Hof Den Haag, HP v De Staat en Thuiskopie

Met dank aan Sikke Kingma, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn en Willem Roos, Joep Meddens, Höcker Advocaten

 

Regeling thuiskopieheffing in AMvB’s 2012/2013 en 2015 niet onverbindend en onrechtmatig: onvoldoende aannemelijk gemaakt dat smartphones, computers, externe HDD drives en tablets zo weinig voor privé-kopiëren worden gebruikt dat de schade voor de rechthebbenden minimaal is, rekening mee gehouden dat capaciteit voor groot deel wordt gevuld met niet-heffingsplichtig materiaal, bedragen uit de AMvB’s voldoen ondanks feit dat werkelijke schadebedragen lager liggen aan eisen Auteursrechtrichtlijn ten aanzien van vaststelling billijke vergoeding, geen schending willekeurverbod ondanks inconsistentie met betrekking tot kopieën uit illegale bron.

 

AUTEURSRECHT

 

Ingevolge artikel 16c lid 1 van de Auteurswet (Aw) vormt het reproduceren/kopiëren van een werk door een natuurlijke persoon voor eigen gebruik geen inbreuk op het auteursrecht op dat werk, maar is daarvoor wel een billijke vergoeding/compensatie verschuldigd. Deze vergoeding  die in Nederland vaak wordt aangeduid als: thuiskopievergoeding, moet worden betaald door de fabrikant of importeur van het voorwerp waarop wordt gereproduceerd (lid 2). Bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) kunnen de voorwerpen worden aangewezen ten aanzien waarvan de vergoeding verschuldigd is en kunnen regels over de hoogte van die vergoeding worden gesteld (lid 6). Krachtens artikel 16d Aw moet de vergoeding worden betaald aan Stichting de Thuiskopie. Met bovenstaande regelgeving is implementatie beoogd van  artikel 5 lid 2 onder b van Richtlijn 2001/29/EG (de Auteursrechtrichtlijn) waarin is bepaald dat de lidstaten beperkingen of restricties op het reproductierecht kunnen stellen ten aanzien reproducties voor privégebruik die gemaakt zijn zonder enig direct of commercieel belang, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen.

 

Volgens HP, Dell, Imation en FIAR (hierna HP c.s.)  zijn de AMvB’s uit 2012/2013  en  de AmvB uit 2015 (hierna gezamenlijk: de 2012/2015-AMvB's) onverbindend wegens strijdigheid met hogere regelgeving dan wel het verbod van willekeur en/of het zorgvuldigheidsbeginsel en heeft de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door deze AMvB's uit te vaardigen. De rechtbank Den Haag heeft in eerste aanleg een deel van de vorderingen van HP c.s. afgewezen maar heeft wel geoordeeld dat de Staat in redelijkheid niet tot de bij de AMvB’s uit 2012/2013 vastgestelde vergoedingen heeft kunnen komen omdat het nadat het eerst had betoogd dat de bij die AMvB's vastgestelde vergoedingen ook betrekking hadden op kopieën uit ongeoorloofde bron, daarna niet meer in redelijkheid het standpunt kon innemen dat diezelfde bedragen een vergoeding inhielden voor uitsluitend kopieën uit geoorloofde bron (IEPT20150114). De rechtbank verklaarde voor recht dat de Staat door het vaststellen/effectueren van deze AMvB’s heeft gehandeld in strijd met het verbod op willekeur waardoor deze partieel  onverbindend zijn ten opzichte van HP c.s., en wel voor zover de onderbouwing van de bij de AMvB's vastgestelde vergoedingen is gebaseerd op schade ten gevolge van kopieën uit ongeoorloofde bron, alsmede dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens HP c.s.

 

HP c.s. heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen het Sman-rapport, waarin de schade van de rechthebbenden als gevolg va thuiskopieën uit uitsluitend geoorloofde bron wordt berekend. Volgens het Hof Den Haag is echter voldoende onderbouwd dat in de jaren 2012, 2013 en 2015 de rechthebbenden volgens de criteria van Padawan (IEPT20101021) en de daarop volgende HvJEU-rechtspraak schade hebben geleden van achtereenvolgens 31, 28 en 23,5 miljoen euro. Tegen deze achtergrond onderzoekt het Hof Den Haag of de 2012/2015-AMvB’s in strijd zijn met de auteursrechtrichtlijn, artikel 16c Auteurswet en/of het willekeurverbod/zorgvuldigheidsbeginsel.

 

Met betrekking tot de grief van HP c.s. dat  in de 2012/2015-AMvB’s ten onrechte smartphones, computers, externe HDD drives en tablets als heffingsplichtige voorwerpen zijn aangewezen, overweegt het hof dat HP c.s. zelf heeft gesteld dat deze ‘in steeds mindere mate worden gebruikt voor het opslaan van privékopieën’, waaruit blijkt dat de daarvoor nog wel worden gebruikt. Dit brengt met zich mee dat daarover een billijke compensatie is verschuldigd tenzij deze zo weinig voor privé-kopiëren worden gebruikt dat de schade voor de rechthebbenden minimaal is, in welk geval het mogelijk is dat geen verplichting bestaat om de compensatie te betalen. HP c.s. heeft dit volgens het Hof echter niet aangetoond of aannemelijk gemaakt.

 

Het Hof overweegt met betrekking tot het argument dat dat de in de 2012/2015-AMvB’s opgenomen schadebedragen te hoog zijn - onder verwijzing naar onder meer de arresten Padawan, Copydan, Amazon en HP/Reprobel - dat de auteursrechtrichtlijn niet vergt dat de billijke vergoeding wordt berekend op het bedrag van de schade, maar dat de berekening ‘verband houdt met’ de schade, dat onnauwkeurigheid inherent is aan de vaststelling van de thuiskopieheffing en dat lidstaten grote vrijheid en beoordelingsmarge hebben bij de bepaling van de vergoeding. Op grond hiervan kunnen de bedragen uit de AMvB’s - ondanks het feit dat de werkelijke schadebedragen wat lager liggen - niet worden beschouwd als niet beantwoordend aan de eisen van de Auteursrechtrichtlijn ten aanzien van de vaststelling van de billijke vergoeding.

 

De Staat en Stichting Thuiskopie (Hierna: De Staat c.s.) zijn in incidenteel appel opgekomen tegen  het oordeel van de rechtbank dat de 2012/2013-AMvB’s strijdig zijn met het verbod van willekeur. De rechtbank had dit oordeel gemotiveerd met de redenering dat nu de Staat eerst had betoogd dat de bij de AMvB’s vastgestelde vergoedingen ook betrekking hadden op kopieën uit ongeoorloofde bron, daarna niet meer in redelijkheid het standpunt kon innemen dat diezelfde bedragen een vergoeding inhouden voor uitsluitend kopieën uit geoorloofde bron. Het Hof overweegt dat van willekeur is sprake wanneer de regelgever bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot de regeling in de kwestie heeft kunnen komen.  Nu is vastgesteld dat de in de AMvB’s opgenomen bedragen auteursrechtrichtlijn-conform zijn, kan volgens het Hof niet worden gezegd dat de Staat in redelijkheid niet tot die bedragen heeft kunnen komen. Het Hof stelt wel dat weliswaar met de rechtbank en HP c.s. moet worden vastgesteld dat de Staat in de kwestie ‘kopiëen uit illegale bron’ geen erg consistente lijn heeft gevolgd, maar dat dit niet de daaraan door de rechtbank verbonden gevolgtrekking kan rechtvaardigen dat het willekeurverbod is overtreden. De grieven van de Staat treffen derhalve doel: het Hof concludeert dat het willekeurverbod niet in geschonden.

 

Tot slot wordt ook het beroep van HP c.s. op schending van het zorgvuldigheidsbeginsel omdat een in haar opdracht uitgevoerd PWC-onderzoek onvoldoende zou zijn meegenomen bij de totstandkoming van de AMvB’s, afgewezen. Volgens het Hof blijkt uit de stukken echter dat dit rapport wel is meegewogen, en ontbreekt voor het standpunt van HP c.s. dat haar belangen onvoldoende zijn meegenomen een nadere toelichting. Volgens het Hof kan derhalve niet worden aangenomen dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.

 

Het Hof oordeelt derhalve dat geen van de door HP c.s. daartoe aangedragen gronden haar vorderingen kunnen dragen nu de 2012/2015-AMvB’s kunnen niet strijdig worden geacht met de ARl, artikel 16c Aw, het willekeurverbod en/of het zorgvuldigheidsbeginsel. Die AMvB’s zijn volgens het Hof derhalve niet onverbindend en de vaststelling en uitvaardiging daarvan door de Staat is niet onrechtmatig, zodat hij reeds hierom niet schadeplichtig is. Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover daarbij vorderingen van HP c.s. zijn toegewezen en bekrachtigt het vonnis voor het overige.

 

IEPT20170523, Hof Den Haag, HP v De Staat en Thuiskopie

 

ECLI:NL:GHDHA:2017:1359