Politieke partij Artikel 1 maakt inbreuk op Beneluxwoord-/beeldmerken “ARTIKEL 1”

07-06-2017 Print this page
IEPT20170606, Rb Amsterdam, SED v Artikel 1
(Met dank aan Marc de Boer, Boekx Advocaten)

Benelux beeld-/woordmerken “Artikel 1” geldig: voorshands aangenomen dat woordmerk onderscheidend vermogen heeft en niet beschrijvend is door inschrijving bij BBIE. Geen depot te kwader trouw van woordmerk kort na oprichting partij “Artikel 1”: depot diende ter (betere) bescherming van oudere rechten SED. Woord- en beeldmerk gebruikt ter onderscheiding diensten SED (beleidsadviezen, trainingen, workshops en debatten). Partij Artikel 1 gebruikt naam in economisch verkeer: sprake van zakelijke activiteiten, bestaande uit inkomsten van leden en uitgaven voor het partijbureau en lezingen. Partijnaam “Artikel 1” maakt inbreuk (sub a) op Benelux woord-/beeldmerken “ARTIKEL 1”: visueel, auditief en begripsmatig zijn merk en teken gelijk en dezelfde diensten. Verwarringsgevaar tussen Benelux-woord/beeldmerken “ARTIKEL 1” en partijnaam “Artikel 1”. Niet uit te sluiten dat SED zich in bodemprocedure op artikel 2.20(1) sub d BVIE kan beroepen.

 

MERKENRECHT

 

Kort geding. Stichting Expertisecentrum Discriminatie (SED) is sinds 5 juli 2007 houdster van het Beneluxbeeldmerk “Artikel 1” en sinds 30 december 2016 houdster van het Beneluxwoordmerk “ARTIKEL 1”. Volgens SED maakt de politieke partij “Artikel 1” inbreuk op haar merkenrecht.

 

De voorzieningenrechter neemt voorshands aan dat het beeldmerk, waarvan de woorden art. 1 en artikel 1 deel uit maken geldig is en dat het woordmerk geldig is. Het BBIE heeft het woordmerk op inhoudelijke gronden getoetst en geen van de in artikel 2.11 BVIE genoemde weigeringsgronden van toepassing geacht. Voorshands moet dan ook worden aangenomen dat het woordmerk onderscheidend vermogen heeft en niet louter beschrijvend is. Het depot op 30 december 2016 is niet te kwader trouw, ondanks dat het is verricht kort na de oprichting van de politieke partij. Het is aannemelijk dat SED reeds gebruik maakte van de namen Art.1 en Artikel 1, en het depot ertoe strekte haar oudere rechten (beter) te beschermen, hetgeen voorshands niet leidt tot kwade trouw.

 

Dat SED geen aanspraak zou kunnen maken op merkenrechtelijke bescherming, omdat zij de naam Artikel 1 niet (als merk) gebruikt wordt niet gevolgd. SED heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de merken gebruikt ter onderscheiding van haar diensten, namelijk beleidsadviezen, trainingen, workshops en debatten. De stelling van de politieke partij Artikel 1 dat zij geen inbreuk maakt, omdat zij een politieke partij is die een zuiver ideëel doel nastreeft, en zij haar naam dus niet in het economisch verkeer gebruikt wordt ook niet gevolgd. Het gebruik maken van een merk of teken in verband met zakelijke activiteiten is voldoende en daarvan is in casu sprake. De politieke partij heeft inkomsten en uitgaven, zoals leden die contributie betalen en uitgaven om een partijbureau in stand te houden en om lezingen te houden.

 

Volgens de voorzieningenrechter is zowel sprake van inbreuk “sub a” (identiek merk en teken), “sub b” (verwarringsgevaar) als “sub d” (afbreuk reputatie merk). Merk en teken zijn namelijk visueel, auditief en begripsmatig identiek, begripsmatig, omdat de politieke partij Artikel 1 in beide gevallen verwijst naar artikel 1 van de Grondwet. Ook is voorshands aannemelijk dat at SED en de politieke partij Artikel 1 dezelfde diensten aanbieden. In ieder geval is aannemelijk dat sprake is van soortgelijke diensten, waardoor er gevaar voor verwarring bestaat. SED heeft ook aannemelijk gemaakt dat er daadwerkelijk verwarringsgevaar heeft plaatsgevonden.

 

Ten aanzien van de inbreuk “sub d” wordt geoordeeld dat het feit dat het teken Artikel 1 wordt gebruikt ten behoeve van een politieke partij tot gevolg kan hebben dat afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van Art. 1 als onafhankelijk onderzoeksinstituut.

 

Ook een belangenafweging kan de politieke partij Artikel 1 niet baten. De politieke partij Artikel 1 krijgt een maand om de inbreuk te staken en moet een bericht op de homepage van haar website plaatsen.

 

IEPT20170606, Rb Amsterdam, SED v Artikel 1

 

ECLI:NL:RBAMS:2017:3912