Rechtbank verklaart zich onbevoegd inzake gestelde inbreuk door depot werken als merken

30-06-2017 Print this page
IEPT20170628, Rb Den Haag, MVU v MFL
(Met dank aan Rutger Stoop en Sjo Anne Hoogcarspel, Brinkhof)

Rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van vorderingen MVU in hoofdzaak omtrent gestelde inbreuk auteursrecht door deponeren werken als merken door MFL: MVU niet gevestigd in Nederland, Nederland geen ‘Erfolgsort’ van enig gesteld inbreukmakend handelen, geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop duiden dat MFL de merken in de (nabije) toekomst in Nederland zal gaan gebruiken en uitspraak Nederlandse rechter niet noodzakelijk voor instellen nietigheidsactie bij EUIPO.

 

PROCESRECHT

 

Vonnis in incident. In de hoofdzaak stelt MVU samengevat dat MFL door het depot en (dreigend) gebruik van enkele auteursrechtelijk beschermde werken als Gemeenschapsmerken, inbreuk maakt dan wel dreigt te maken op het auteursrecht van MVU. MFL vordert in het onderhavige incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart.

 

De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid volgens artikel 6 EEX II-Vo wordt geregeld door de Nederlandse wetgeving aangezien MFL geen woonplaats heeft in een EU-lidstaat. Op grond van de hoofdregel in artikel 2 Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe wanneer de gedaagde in Nederland woonachtig is. Nu dit in casu niet het geval is, is volgens de rechtbank de vraag aan de orde of rechtsmacht dan wel kan worden gegrond op een van de door MVU in stelling gebrachte uitzonderingen op die hoofdregel.

 

MVU heeft in dit kader gesteld dat MVU de facto in handen is van MGCWPS, die is gevestigd in Nederland waardoor de schade in Nederland wordt geleden. Dit standpunt wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt dat rechtspersonen zelfstandige entiteiten zijn die in beginsel niet kunnen worden vereenzelvigd. Nu MVU zelf niet is gevestigd in Nederland, kan bevoegdheid volgens de rechtbank niet volgen uit artikel 6 aanhef en onder e Rv op de grond dat MVU haar schade leidt in haar vestigingsplaats. Voor zover MVU bedoelt te stellen dat MGCWPS als aandeelhouder van MVU schade lijdt (vanwege vermindering van de waarde van de aandelen omdat MVU de veronderstelde schade lijdt door de auteursrechtinbreuk van MFL), oordeelt de rechtbank dat dit evenmin bevoegdheid van de rechtbank oplevert omdat MGCWPS geen partij is in de procedure.

 

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat Nederland geen ‘Erfolgsort’ is van enig gesteld inbreukmakend handelen van MFL. Voorts zijn naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop duiden dat MFL in de (nabije) toekomst de MFL-merken in Nederland zal gaan gebruiken. Ten slotte wordt voorbijgegaan aan het standpunt van MVU dat de rechtbank bevoegdheid toekomt als forum necessitatis in de zin van artikel 9 aanhef en onder b of c Rv nu een uitspraak van de Nederlandse rechter over een eventuele inbreuk van MFL op veronderstelde Nederlandse auteursrechten niet noodzakelijk voor het instellen van een nietigheidsactie gericht op de MFL-merken door MVU bij het EUIPO.

 

Op grond van het bovenstaande wijst de rechtbank de vordering in incident toe en verklaart de rechtbank zich  derhalve onbevoegd om van de vorderingen van MVU in de hoofdzaak kennis te nemen. MVU wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident veroordeeld. MFL heeft een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv gevorderd maar heeft volgens de rechtbank nagelaten deze kosten in haar conclusie van antwoord tevens houdende bevoegdheidsincident te specificeren, zodat de proceskosten worden begroot conform het liquidatietarief.

 

IEPT20170628, Rb Den Haag, MVU v MFL

 

(kopie vonnis)