Vorderingen in kort geding afgewezen wegens twijfels bij spoedeisend belang en de inhoud

18-07-2017 Print this page
IEPT20170710, Rb Gelderland, Norah v Engels
(Met dank aan Robert van den Broek, FERMM advocaten)

Vorderingen in kort geding omrent vermeende inbreuk op merk- een handelsnaam afgewezen: twijfels bij spoedeisend belang nu discussie sinds 2012 speelt, onduidelijkheid over de inhoud en ene kort geding leent zich niet voor nadere onderbouwing of bewijslevering.

 

PROCESRECHT

Kort geding. Norah vordert in deze procedure kort gezegd veroordeling van Engels tot het staken van het maken van inbreuk op haar handelsnaam- en merkrechten. Norah legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Engels al een aantal jaren inbreuk maakt door de handelsnamen Norah en Norah Plastics te voeren en daarnaast de door Norah geregistreerde woordmerken NORAH, NORAH BENELUX en/of NORAH PLASTICS te gebruiken.

 

De voorzieningenrechter heeft echter twijfels bij het bestaan van een voldoende spoedeisend belang. De voorzieningenrechter overweegt dat over de vermeende inbreuken tussen partijen al gediscussieerd wordt vanaf de fusie tussen Norah Plastics N.V. en Engels Logistics N.V. begin 2012. Daarbij komt volgens de rechter dat in dit kort geding over de inhoud veel onduidelijkheid bestaat. Deze onduidelijkheid ziet allereerst op de kwestie wie aan de zijde van Norah rechthebbende en gebruiker is van de handelsnamen Norah en Norah Plastics. Daarnaast is volgens de voorzieningenrechter volstrekt onduidelijk welke partij als eerste de naam Norah heeft gebruikt.

 

Ook ten aanzien van het merkenrecht bestaan naar het oordeel van de voorzieningenrechter de nodige inhoudelijke vragen. Hoewel Norah anders bepleit wijzen de stukken die door partijen zijn overgelegd er volgens de voorzieningenrechter juist op dat Engels een ouder beeldmerk heeft waarvan de woorden Norah Plastics een kenmerkend onderdeel vormen. Dit beeldmerk is ouder dan de geregistreerde woordmerken Norah, Norah Benelux en Norah Plastics van Norah. Welke partij gelet daarop welke rechten toekomen, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment niet duidelijk.

 

Nu de vorderingen van Norah in deze procedure zeer verstrekkend zijn en bij toewijzing gedeeltelijk onomkeerbare gevolgen zouden hebben, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een nadere onderbouwing van de feiten en stellingen van Norah en op bepaalde onderdelen (mogelijk) bewijslevering noodzakelijk is om tot een gedegen inhoudelijke beoordeling van de vorderingen te kunnen komen. Voor dergelijke proceshandelingen is in deze kort gedingprocedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter vanwege haar aard echter geen plaats. De vorderingen worden afgewezen. Norah wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, met inachtneming van artikel 1019h Rv en de indicatietarieven begroot op in totaal € 15.618,00.

 

IEPT20170710, Rb Gelderland, Norah v Engels

 

(kopie vonnis)