Schadevergoeding van € 139,30 voor integrale opname van 7 artikelen op website appellant

18-07-2017 Print this page
IEPT20170711, Hof Arnhem-Leeuwarden, Cozzmoss
(Met dank aan Lucia van Leeuwen en Kimberley Deutz, DLA Piper)

Auteursrechtinbreuk artikelen De Volkskrant en Trouw door opname in digitaal informatiesysteem van appellant: ongeoorloofde openbaarmaking door de artikelen als pdf op te nemen in haar digitale informatiesysteem en op haar website hyperlinks naar deze verveelvoudigingen te plaatsen. Beroep op Svensson-arrest (IEPT20140213) faalt: werken in eigen digitale informatiesysteem opgenomen en hyperlinks hiernaar opgenomen. Geen impliciete toestemming voor verveelvoudiging en openbaarmaken artikel “’t Zit hem in de boon”: uit overlegde stukken blijkt toestemming van de auteur niet. Beroep op citaatrecht faalt: integrale opname teksten in eigen informatiesysteem appellant, waarnaar met hyperlinks wordt verwezen niet proportioneel en functioneel noodzakelijk. Publicatie artikelen door appellant doet afbreuk aan normale exploitatie van het werk: De Volkskrant en Trouw genereren advertentie-inkomsten met de publicatie van de artikelen. Vaststelling schadevergoeding niet op basis van licentievergoeding: onvoldoende onderbouwd dat geëiste schadevergoeding per woord van € 0,36 en € 0,37 marktconform is voor kleine partijen. Schadebegroting op grond van gemiste advertentie-inkomsten: € 139,30.

 

AUTEURSRECHT

 

Hoger beroep tegen het vonnis van 5 juni 2013, waarin appellant voor het zonder toestemming openbaar maken van zeven artikelen van De Volkskrant en Trouw werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 2.124,60 en € 150,75 aan administratiekosten. In dit geding heeft Cozzmoss opdracht gekregen van De Volkskrant en Trouw tot handhaving van de auteursrechten.

 

Dat er geen sprake is geweest van ongeoorloofde verveelvoudiging en openbaarmaking wordt niet gevolgd door het hof. Door verveelvoudigingen van de krantenartikelen in haar eigen digitale informatiesysteem op te nemen en op haar website hyperlinks naar deze verveelvoudigingen te plaatsen heeft appellant deze werken zonder toestemming van de rechthebbenden beschikbaar gesteld aan het publiek en hierdoor ongeoorloofd openbaar gemaakt. Het beroep op het Svensson-arrest (IEPT20140213) faalt. Appellant heeft geen hyperlinks geplaats naar op de websites van de dagbladen beschikbaar gestelde artikelen, maar de werken in haar eigen digitale informatiesysteem opgenomen en vervolgens hyperlinks naar deze verveelvoudigingen op haar website geplaatst. Er is dus sprake van het bereiken van een nieuw publiek.

 

Ten aanzien van het artikel “’t Zit hem in de boon’” heeft appellant betoogt dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk, omdat sprake zou zijn van impliciete toestemming voor het verveelvoudigen en openbaarmaken. Dat het artikel is gebaseerd op een interview met [X] is echter onvoldoende om aan te kunnen nemen dat [X] als (mede)auteur van het artikel kan worden aangemerkt en/of de auteursrechtelijke trekken (vooral) tot zijn inbreng kunnen worden herleid. Het e-mailverkeer met de auteur van het artikel leidt ook niet tot een ander oordeel, omdat de e-mailwisseling van na de sommatie stamt en omdat niet uit de e-mails kan worden afgeleid dat alsnog toestemming is gegeven voor het plaatsen van het artikel op de website van appellanten.

 

Het beroep op citaatrecht ex artikel 15a Aw faalt ook. Hoewel het geoorloofd citeren van integrale werken niet principieel is uitgesloten, is een dergelijke integrale opname van de teksten in het eigen informatiesysteem van appellant, waarnaar vervolgens door middel van hyperlinks in de eigen artikelen wordt verwezen, in dit geval niet proportioneel en functioneel noodzakelijk. Er is onvoldoende toegelicht waarom appellant niet een relevant gedeelte of samengevatte weergave van de geciteerde artikelen had kunnen opnemen. Dat de hyperlink naar de websites van De Volkskrant en Trouw niet (altijd) stabiel leek is onvoldoende. Het is voldoende onderbouwd dat het exploitatiemodel van De Volkskrant en Trouw onder meer inhoudt dat zij in verband met advertentie-inkomsten bezoekers toestaat artikelen als de onderhavige op de eigen websites van De Volkskrant en Trouw te raadplegen. De publicatie door appellant doet dus afbreuk aan de normale exploitatie van het werk.

 

Het beroep op artikel 10 EVRM kan appellant niet baten. Aangezien de artikelen ook elders (waaronder op de websites van De Volkskrant en Trouw) voor lezers van de artikelen van appellant raadpleegbaar waren, had appellant ook daaruit kunnen citeren of de artikelen samengevat kunnen weergeven.

 

Ten aanzien van de schadebegroting is door Cozzmoss onvoldoende onderbouwd dat de geëiste schadevergoeding per woord in de praktijk ook aan kleine gebruikers zoals appellant in rekening worden gebracht en dat deze tarieven ook voor zulke partijen derhalve marktconform zijn. Appellant zou de tarieven van € 0,36 en € 0,37 nooit zou hebben betaald en zou, geconfronteerd met de licentievergoeding, de artikelen niet zou hebben opgenomen in haar systeem of hebben volstaan met hyperlinks naar de websites van de dagbladen.

 

Het hof hanteert de door appellant voorgestelde maatstaf, afgestemd op de door De Volkskrant en Trouw gemiste advertentie-inkomsten. Appellant heeft onweersproken aangevoerd dat de pdf-bestanden van de onderhavige artikelen 1.897 maal zijn geraadpleegd en dat het marktconforme tarief per vertoonde advertentie bij drie frames c.q. advertenties per webpagina € 0.01 bedraagt, terwijl op de website van de Persgroep als hoogste advertentietarief € 100 per duizend vertoningen staat vermeld. Op grond van deze bedragen zouden de misgelopen bezoeken aan De Volkskrant en Trouw maximaal € 139,30 aan gemiste advertentie-inkomsten hebben gekost. De gevorderde administratiekosten van € 150,75 zijn toewijsbaar, nu deze niet gemotiveerd zijn betwist en tegen de gedeeltelijke afwijzing daarvan geen (incidentele) grief is gericht.

 

IEPT20170711, Hof Arnhem-Leeuwarden, Cozzmoss

 

(kopie origineel arrest)