Uitlatingen directeur Zoom.in uit Quote artikel hoeven niet te worden gerectificeerd

01-08-2017 Print this page
IEPT20170711, Rb Amsterdam, MN v Zoom in

Uitlatingen directeur Zoom.in in Quote artikel over geschil tussen Zoom.in en MN hoeven niet te worden gerectificeerd: na ontkenning is niet duidelijk of gewraakte uitlatingen daadwerkelijk in die bewoordingen zijn gedaan, uitlatingen maken bovendien deel uit van een fel debat tussen beide partijen.

PUBLICATIE

 

Kort geding. MN en Zoom.in zijn ondernemingen die (onder meer) diensten verlenen aan videomakers die content online zetten op YouTube. In 2014 zijn partijen gaan samenwerken, waarbij Zoom.in MN een groter platform zou bieden om haar kanalen te openbaren en eenvoudiger te managen, via het Zoom.in CMS ‘dashboard’. Partijen zijn vervolgens met elkaar in conflict geraakt, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in een vonnis van 1 juni 2017 (IEPT20170601) waarin de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam Zoom.in op vordering van MN veroordeeld om (onder meer) aan MN weer onvoorwaardelijk toegang te verschaffen tot het genoemde CMS. Op 5 juni 2017 is een artikel verschenen op de website van Quote Magazine met als titel “Zoomin verliest kort geding, toch jubelt ceo […]”.

 

MN acht de uitlatingen van de ceo in het genoemde artikel onrechtmatig. Het gaat hierbij met name om de passage: “Ik hanteer een absoluut zerotolerancebeleid ten aanzien van mensen die ons willen belazeren, chanteren of bestelen. En dat is wat er hier aan de hand is. Er is geld gestolen van Zoomin, van adverteerders en van YouTube. Want er worden structureel en doelbewust frauduleuze channels in mijn MCN-licentie gepompt”.

 

MN vordert samengevat Zoom.in te gebieden zich te onthouden van het uiten van beschuldigingen aan het adres van MN van betrokkenheid bij enig strafbaar feit alsmede veroordeling tot het doen plaatsen van rectificaties op Quotenet en in Quote Magazine.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat de gewraakte zinnen algemeen zijn gesteld, maar dat deze door de zin “En dat is wat er hier aan de hand is.”, echter toch in verband worden gebracht met MN. Juist met betrekking tot deze zin heeft de genoemde ceo ter zitting ontkend dat hij het zo heeft gezegd. Aangezien dit kort geding zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet leent voor nader onderzoek naar de feiten blijft dit laatste in het ongewisse. Dat betekent volgens de voorzieningenrechter dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de ceo zich onrechtmatig heeft uitgelaten en dat er daarmee ook onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een rectificatie. Zoom.in kan volgens de voorzieningenrechter namelijk niet aansprakelijk worden gesteld voor uitlatingen die mogelijk niet zijn gedaan.

 

Het bovenstaande impliceert volgens de voorzieningenrechter dat de gewraakte uitlatingen voorshands niet een rechtstreekse beschuldiging bevatten dat (medewerkers van) MN zich hebben schuldig gemaakt aan diefstal, bedrog en/of chantage. Voor zover MN door de publicatie niettemin in haar reputatie is aangetast, weegt haar belang bij de bescherming van haar eer en goede naam in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter minder zwaar dan het belang van Zoom.in om niet beperkt te worden in haar uitingsvrijheid.

 

De voorzieningenrechter overweegt bovendien dat de uitlatingen deel uitmaken van een fel debat tussen MN en Zoom.in. Ook vanwege deze context is het beperken van de uitingsvrijheid van een der partijen naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog niet op zijn plaats. De gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

 

IEPT20170711, Rb Amsterdam, MN v Zoom in

 

ECLI:NL:RBAMS:2017:4991