Geen inbreuk op octrooi voor gebruiksklaar urinekathetersamenstel

13-09-2017 Print this page
IEPT20170906, Rb Den Haag, Coloplast v Hollister
(Met dank aan Liselotte Cortenraad, Hogan Lovells)

Vakman zal uit beschrijving van EP 279 begrijpen dat het zwelmedium uit deelkenmerk 2.1 (“intended to produce a low-friction surface character of the catheter by treatment with a liquid swelling medium prior to use of the catheter”) op moment van activatie vloeibaar dient te zijn. VaPro maakt geen inbreuk op EP 279: onvoldoende toegelicht dat activatie bij VapPro in ieder geval gedeeltelijk door vloeibare activatiestof plaatsvindt. Proceskostenveroordeling Coloplast van € 553.465 niet eerlijk en evenredig en gematigd naar € 289.000 (hoogte proceskosten Hollister): door Hollister genoemde omstandigheden onvoldoende rechtvaardiging voor relatieve hoogte kosten Hollister.

 

OCTROOIRECHT

 

Coloplast is houdster van Europees octrooi EP 729 voor “A ready-to-use urinary catheter assembly” (“gebruiksklaar urinekathetersamenstel”). Volgens Coloplast maakt Hollister inbreuk op haar octrooi met het product “VaPro”.

 

Conclusie 1 bevat het zogenaamde deelkenmerk 2.1 “intended to produce a low-friction surface character of the catheter by treatment with a liquid swelling medium prior to use of the catheter”. Volgens Hollister wordt dit deelkenmerk niet toegepast, omdat de katheter in de VaPro van het zwelmedium is gescheiden door een gasdoorlatende, maar geen vloeistof doorlatende, barrière, een sleeve. Activatie zou langzaam plaatsvinden gedurende een aantal weken na verpakking, doordat de activatiestof in gasvorm (als waterdamp) de sleeve passeert en de waterdamp de katheter activeert. Coloplast verdedigt een uitleg van “treatment with a liquid swelling medium” waarbij de Vapro wel binnen de beschermingsomvang valt, omdat de vakman het octrooi zo zal lezen dat activatie van de hydrofiele oppervlaktelaag op de wijze waarin de VaPro voorziet, namelijk activatie door het vloeibaar medium vanuit de ‘active vapor strip’ via de tussenstap van waterdamp, ook onder de beschermingsomvang van het octrooi valt omdat dit zou moeten worden gezien als ‘treatment with a liquid swelling medium’. De rechtbank oordeelt dat de vakman uit de beschrijving van EP 279 zal begrijpen dat het zwelmedium op het moment van activatie vloeibaar dient te zijn. De vakman zou de conclusie niet zo ruim uitleggen dat daaronder ook activatie door een gasvormig zwelmedium valt. Nergens in de beschrijving of de tekeningen vindt de vakman een aanwijzing dat het octrooi mede ziet op een activatiestof in een andere (fysische) toestand dan vloeibaar en in het bijzonder wordt nergens genoemd dat het octrooi ook ziet op activatie door een gasvormige activatiestof.

 

Er is dan ook geen sprake van inbreuk op het octrooi door de Vapro. Uit de door de rechtbank aanvaarde uitleg van behandeling met een liquid swelling medim volgt dat voor de activatie rechtstreeks contact moet plaatsvinden tussen de activatiestof in vloeibare vorm en de katheter. Dat de activatie van de Vapro in ieder geval gedeeltelijk door een vloeibare activatiestof plaatsvindt is onvoldoende toegelicht door Coloplast. Dit kan niet worden afgeleid uit de experimenten waarop Coloplast zich beroept.

 

Coloplast wordt veroordeeld in de artikel 1019h Rv proceskosten. Hollister heeft een veroordeling gevorderd van totaal € 553.465,11. Coloplast heeft gesteld dat de kosten niet redelijk en evenredig zijn, voor zover ze het bedrag van € 289.000 overschrijden, onder meer omdat Hollister maar één processtuk heeft opgesteld en dat de in het kader van het nietigheidsverweer gevoerde argumenten grotendeels overeenkomen met de in de oppositieprocedure gevoerde argumentatie. Ook wijst zij er nog op dat haar wederpartij in een eerdere zaak over hetzelfde octrooi minder dan € 200.000 kosten had gemaakt. Hollister heeft daarop betoogd dat haar Duitse advocaat geen Nederlands spreekt en dat Coloplast eerder al over hetzelfde octrooi heeft geprocedeerd en haar kosten in deze procedure geflatteerd lijken. De rechtbank ziet in de door Hollister genoemde omstandigheden onvoldoende rechtvaardiging voor de relatieve hoogte van de door haar opgegeven kosten en verlaagt de proceskostenveroordeling naar € 289.000 (plus € 619 griffierecht).

 

IEPT20170906, Rb Den Haag, Coloplast v Hollister

 

ECLI:NL:RBDHA:2017:10120