Geen inbreuk op persoonlijkheidsrecht door vermeende onderbelichting rol architect bij gezamenlijk project

27-09-2017 Print this page
IEPT20170920, Rb Amsterdam, Studio Maks
(Met dank aan Arnout Gieske, Van Diepen Van der Kroef )

Geen inbreuk op artikel 25 Auteurswet door vermeende onderbelichting rol architect bij gezamenlijk project in vakbladen: sprake van naamsvermelding in colofon, kort geding leent zich niet voor beantwoording van de vraag of de wijze van naamsvermelding recht doet aan de werkelijke gang van zaken. Geen auteursrechtinbreuk door gebruik bestektekeningen: algemene vaststelling dat bestektekeningen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen is gelet op de gemotiveerde betwisting in dit specifieke geval niet voldoende.

 

AUTEURSRECHT

 

Kort geding. Maks en X zijn beiden architectenbureaus. Nadat zij gezamenlijk hadden deelgenomen aan een prijsvraag, zijn zij in 2012 uitgekozen als de architecten voor het ontwikkelen van een natuur- en cultuurpark dat bekend staat onder de naam "Groot Vijversburg" te Tietjerk. In twee publicaties van uitgever van architectonische vakbladen GA is aandacht besteed aan het genoemde project. Idea is een distributeur van boeken en tijdschriften en distribueert onder meer de GA Publicaties. Volgens Maks doen de publicaties van GA geen recht aan haar rol bij het project en is met de publicaties inbreuk gemaakt op haar persoonlijkheidsrecht ex art. 25 Auteurswet omdat is verzuimd haar naam te vermelden en is haar auteursrecht geschonden door het gebruik van bestektekeningen bij die publicaties. X heeft zich ter zitting gevoegd aan de zijde van gedaagden GA en Idea.

 

Ten aanzien van Idea oordeelt de voorzieningenrechter dat het in rechte betrekken van Idea prematuur nu zij wordt aangemerkt als een buiten het conflict staande distributeur van wiens kant geen inbreuk heeft plaatst gevonden die bovendien heeft aangegeven een rechtelijke beslissing te zullen afwachten. De vorderingen jegens Idea worden dan ook afgewezen.

 

De rechtsmacht van de voorzieningenrechter met betrekking tot het in Japan gevestigde GA wordt door Maks gestoeld op artikel 7 lid 1 Rv nu Idea is gevestigd te Amsterdam en tussen de jegens haar en jegens GA ingestelde vordering een zodanige samenhang bestaat, doelmatigheid gezamenlijke behandeling rechtvaardigt. Voorts wijst Maks op artikel 6 sub e Rv nu het schadebrengende feit dat GA wordt verweten, zich (mede) in Nederland heeft voorgedaan althans zich daar kan voordoen nu de website van GA in Nederland toegankelijk is, en de GA Publicaties in Nederland verspreid dreigen te worden. Hiermee is de rechtsmacht van de voorzieningenrechter naar zijn oordeel inderdaad gegeven, met dien verstande dat hij onbevoegd is voor zover de vorderingen zien op geboden of verboden buiten het Nederlandse territorium of op meer dan de schade die Maks stelt in Nederland te hebben geleden.

 

Ten aanzien van het ontbreken van de persoonlijkheidsrechter oordeelt de voorzieningenrechter dat er in het colofon steeds wel degelijk sprake is van naamsvermelding en de mate waarin in de publicatie aandacht is besteed aan de rol van Maks een redactionele keuze is die tot de vrijheid van GA behoort indien tenminste in andere wijze in naamsvermelding wordt voorzien. Volgens de voorzieningenrecht zou alleen indien er reeds met voldoende mate van zekerheid vanuit zou kunnen worden uitgegaan dat de wijze van naamsvermelding volstrekt geen recht doet aan de werkelijke feitelijke gang van zaken, mogelijk sprake kunnen zijn van schending van het persoonlijkheidsrecht van Maks. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat voor beantwoording van de vraag of hier sprake van is, nader onderzoek is vereist, waartoe dit kort geding zich niet leent.

 

Met betrekking tot de tekeningen oordeelt de voorzieningenrechter Maks geen of onvoldoende tegengewicht heeft geboden aan de stelling van X dat het gaat om bouwtechnische aanwijzingen waarin geen blijk is gegeven van creatieve keuzes. De enkele algemene vaststelling dat bestektekeningen voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen is daartoe immers gelet op de gemotiveerde betwisting door X op dit cruciale punt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit specifieke geval niet voldoende.

 

De gevraagde voorzieningen worden op grond van het bovenstaande afgewezen. Maks wordt veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Idea tot op heden begroot op € 6.418,00 en aan de zijde van X tot op heden begroot op € 6.618,00.

 

IEPT20170920, Rb Amsterdam, Studio Maks

 

(kopie uitspraak)