Arbitraal vonnis inzake beëindiging octrooilicentie

11-02-2018 Print this page
IEPT20170928, Arbitraal vonnis

Geen beëindiging octrooilicentie Vennootschap C, wegens frictie in de samenwerking tussen octrooihouder/aandeelhouder/bestuurder [A] en aandeelhouder/bestuurder [B] van Vennootschap C.

 

OCTROOIRECHT - LICENTIES

 

Bij gebreke van afwijkende overeenkomst geldt octrooilicentie voor alle toepassingen en de gehele duur van de Octrooien. Uit artikel 56 Row volgt dat de licentieverhouding met [B c.s.]. aan [Vennootschap C] de bevoegdheid geeft om de Octrooien volledig en voor de gehele duur daarvan te exploiteren, nu bij de verlening door [B c.s.]. geen minder omvangrijk recht aan [Vennootschap C] is toegekend c.q. tussen partijen niet anders is overeengekomen.

 

Samenwerking als gelijkwaardige partners in gezamenlijke onderneming [Vennootschap C] is essentie rechtsverhouding tussen partijen als aandeelhouders-, bestuurders en licentiegever. Dat de aard en inhoud van de werkzaamheden van ieder der partijen verschilt doet daar niet aan af.

 

Octrooilicentie voor de duur van octrooi mogelijk aan te merken als overeenkomst voor onbepaalde tijd. Overeenkomst eindigt, al dan niet van rechtswege, door het intreden van een bepaalde gebeurtenis, waardoor de duur waarvoor partijen de overeenkomsten zijn aangegaan onbepaald is. In dit verband kan met name gewezen worden op het recente arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2017 in de zaak Nanada v Golden Earring (ECLI:NL:HR:2017:1270; IEPT2017007). Octrooilicentie als overeenkomst voor onbepaalde tijd in casu alleen opzegbaar in geval van een voldoende zwaarwegende grond. Gelet op de aard en strekking van de licentieverhouding tussen [Vennootschap C] en [B c.s.]. heeft ook voor deze licentieverhouding inzake de Octrooien te gelden dat die alleen opzegbaar is in geval van een voldoende zwaarwegende grond. Daarbij is van belang dat – zoals partijen stellen – het kunnen produceren en vermarkten van de zogeheten [X]-producten ([1], [2], [3]) “het bestaansrecht van [Vennootschap C]” vormen. Frictie in de samenwerking tussen [B c.s.]. en [A c.s.] in hun hoedanigheid van bestuurders en aandeelhouders van [Vennootschap C] onvoldoende zwaarwegende grond voor opzegging octrooilicentie [B c.s.] aan [Vennootschap C].

 

Octrooilicentie aan [Vennootschap C] als overeenkomst voor bepaalde tijd evenmin opzegbaar door [B c.s.] op grond van frictie in samenwerking aandeelhouders/bestuurders {A c.s.] en B c.s.]. Vooropgesteld dient echter met name te worden dat – wat er ook zij van de aard en ernst van de problemen tussen [B c.s.]. en [A c.s.] – frictie in de samenwerking tussen [B c.s.]. en [A c.s.] in hun hoedanigheid van bestuurders en aandeelhouders van [Vennootschap C] niet met zich kan brengen dat [B c.s.]. om die reden de licentieverhouding met [Vennootschap C] kan opzeggen, nu dit alles [Vennootschap C] niet is aan te rekenen of toe te rekenen.

 

IEPT20170928, Arbitraal vonnis