Artikel 843a Rv vordering niet slechts toewijsbaar indien andere mogelijkheden om bewijs te vergaren zijn uitgeput of afwezig zijn

02-10-2017 Print this page
IEPT20170929, HR, Pretium v Avrotros
(Met dank aan Bertil van Kaam, Van Kaam)

Vordering tot inzage in of afgifte van bescheiden ex artikel 843a Rv niet slechts toewijsbaar indien andere mogelijkheden om bewijs te vergaren zijn uitgeput of afwezig zijn. Geen onjuiste rechtsopvatting hof door artikel 843a Rv vordering Pretium af te wijzen grond van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, omdat minder verstrekkende mogelijkheid van getuigenverhoor eerst had moeten worden benut.

 

PROCESRECHT

 

Bij arrest van 22 december 2015 (IEPT20151222) heeft het hof Den Haag geoordeeld dat het beeld- en geluidsmateriaal dat Tros tijdens de infiltratie van het callcenter heeft verkregen valt onder de bescherming van het recht op vrije meningsuiting en vrije nieuwsgaring. Het hof achtte het denkbaar dat een gedwongen afgifte van met een verborgen camera gemaakte opnames een “chilling effect” zal hebben op de uitoefening van de persvrijheid, in die zin dat journalisten als gevolg van de dreiging van een gedwongen afgifte van de opnames terughoudender zullen worden met het gebruik van deze onderzoeksmethode, als gevolg waarvan sommige (ernstige) misstanden niet meer openbaar zullen worden. De artikel 843a Rv vordering van Pretium tot afgifte van het beeld- en geluidsmateriaal door Tros werd afgewezen, omdat Pretium de cursusleider en callcenter-cursisten als getuigen had kunnen horen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor kon niet redelijkerwijs worden aangenomen dat Pretium het bewijs niet op een andere wijze zou kunnen leveren. Het cassatieberoep faalt. 

 

Het middel klaagt dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting over artikel 843a (4) Rv, omdat een algemene en absolute beperking van het inzagerecht, door dit per definitie achter te stellen bij andere bewijsmiddelen zoals getuigenbewijs, niet in artikel 843a Rv besloten ligt en het inzagerecht tot een dode letter zou maken. De Hoge Raad overweegt dat de slotzinsnede van het vierde lid van artikel 843a Rv dat bepaalt dat een exhibitievordering niet toewijsbaar is “indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd” in het licht van de omstandigheden van het geval en met in achtneming van de belangen van de betrokken partijen moet worden toegepast. Hierbij kan onder meer gewicht toekomen aan de omstandigheid dat een andere wijze van vergaring van bewijs bezwaarlijker of minder effectief kan zijn dan de gevraagde inzage of afgifte. Het gaat er namelijk blijkens de zinsnede uit lid 4 om dat een behoorlijke rechtsbedeling gewaarborgd is. In artikel 843a (4) Rv ligt daarom niet in haar algemeenheid de eis besloten dat een vordering tot inzage in of afgifte van bescheiden slechts toewijsbaar is indien andere mogelijkheden om bewijs te vergaren zijn uitgeput of afwezig zijn.

 

De klacht faalt. Het hof heeft de artikel 843a Rv vordering beoordeeld met inachtneming van het recht van Tros op vrije meningsuiting en vrije nieuwsgaring ex artikel10 EVRM. Het hof heeft tot uitdrukking gebracht dat het door artikel 10 EVRM beschermde recht van Tros op vrije meningsuiting en vrije nieuwsgaring dermate zwaarwegend is, dat de vordering van Pretium tot afgifte in de gegeven omstandigheden niet toewijsbaar is, nu haar de minder verstrekkende mogelijkheid ter beschikking stond om de desbetreffende cursusleider en cursisten als getuigen te doen horen. Door de op artikel 843a Rv gebaseerde vordering van Pretium af te wijzen op grond van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit die in artikel 10 EVRM besloten liggen, heeft het hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden en worden op grond van artikel 81(1) RO afgewezen.

 

IEPT20170929, HR, Pretium v Avrotros


ECLI:NL:HR:2017:2518