HvJEU verklaart het herzieningsbesluit bij het verdrag van Lissabon nietig

10-11-2017 Print this page
IEPT20171025, HvJEU, Europese Commissie v Raad van Europa

Besluit 8512/15 van de Raad houdende machtiging van de Commissie om samen met lidstaten onderhandelingen te openen over herziening van Overeenkomst van Lissabon over oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen nietig wegens strijd met artikel 207(3) VWEU omdat het een exclusieve bevoegdheid van de Unie betreft.

 

BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING

 

In dit beroep verzoekt de Commissie om nietigverklaring van het besluit van 8512/15 van de Raad houdende de machtiging tot het openen van onderhandelingen over een herziene Overeenkomst van Lissabon over oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. Het besluit ziet op een een aantal aanvullingen en preciseringen van het bestaande Overeenkomst van Lissabon, een overeenkomst waarbij de Unie geen partij is, maar lidstaten afzonderlijk wel. Zij vormen een bijzondere unie. De wijzigingen houden onder andere een invoering van een systeem voor de bescherming van oorsprongsbenamingen in en de geografische aanduidingen door middel van één enkele registratie. Het besluit is tot stand gekomen door een werkgroep, ingesteld door de algemene vergadering van de bij de Overeenkomst van Lissabon ingestelde bijzondere Unie. De Commissie is van oordeel dat het hier gaat om een verbintenis op het gebied van gemeenschappelijk handelspolitek en dat de Unie de exclusieve bevoegdheid hieromtrent toekomt.

 

Het Hof wijst dit beroep toe. Om te bepalen of het een verbintenis op het gebied van gemeenschappelijk handelspolitiek betreft moet er gekeken worden of dit besluit tot doel heeft het handelsverkeer tussen de Unie en derde staten die partij zijn bij die overeenkomst te vergemakkelijken en te verbeteren en tevens moet deze Uniehandeling een rechtstreeks en onmiddellijk effect hebben op het handelsverkeer.

 

Dit besluit heeft tot doel het bij de Overeenkomst van Lissabon ingevoerde systeem te versterken en daarbij ingevoerde specifieke bescherming binnen de bij die overeenkomst ingestelde bijzondere unie uit te breiden tot geografische aanduidingen ter aanvulling van de door het Verdrag van Parijs aan de verschillende vormen van industriële eigendom geboden bescherming. Het bestreden besluit heeft aldus het doel het handelsverkeer tussen de Unie en derde staten te vergemakkelijken.

 

Het systeem van een enkele registratie voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen zal daarbij het gevolg hebben dat de voorwaarden waaronder het handelsverkeer tussen de Unie en de andere partijen worden gewijzigd doordat de producenten van de producten worden ontslagen van de verplichting om bij de bevoegde autoriteiten van elk van de overeenkomstsluitende partijen een aanvraag tot registratie in te dienen. Ook dienen partijen een reeks regels van materieel recht in te voeren die zien op de handhaving en bescherming van de oorsprongsbenamingen en ook dit zal een rechtstreeks en onmiddellijk effect hebben op het handelsverkeer. Anders dan de Raad van oordeel was, valt een dergelijke herziening onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie en niet onder de gedeelde bevoegdheid van de Unie en haar lidstaten. 

 

Het Hof verklaart het bestreden besluit nietig.

 

IEPT20171025, HvJEU, Europese Commissie v Raad van Europa

 

ECLI:EU:C:2017:798 / C‑389/15