Pandhouders mogen tot executie van pandrecht op IE-rechten App overgaan

19-03-2018 Print this page
IEPT20180307, Rb Oost-Brabant, 3XCO v Hobleko

Pandhouders niet verboden om tot parate executie van pandrecht op IE-rechten van App over gaan: slechts onder bijzondere omstandigheden sprake van misbruik van bevoegdheid tot executie, onvermogen om aan financiële verplichtingen te doen kan niet als overmacht worden gekwalificeerd, gebrekkige nakoming van derde ligt in risicosfeer eisers, niet gebleken dat noodtoestand zal ontstaan, van gedaagden kan niet verwacht worden dat zij eisers nog enkele maanden de tijd geven om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen.

 

IE-GOEDERENRECHT

 

Kort geding. Eisers vorderen dat gedaagden wordt verboden om voor 30 juni 2018 over te gaan tot uitwinning van een pandrecht op alle IE-rechten met betrekking tot een door hen te exploiteren App die een intern communicatie platform biedt voor ondernemingen. Vast staat dat eisers in verzuim zijn jegens gedaagden waardoor gedaagden als gedaagden als pandhouders op grond van artikel 3:248 BW (in beginsel) het recht van parate executie.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat slechts onder bijzondere omstandigheden sprake kan zijn van misbruik van recht c.q. bevoegdheid om te parate executie over te gaan en dat eisers onvoldoende hebben onderbouwd dat hier sprake van is. In dit kader overweegt de voorzieningenrechter dat het onvermogen om aan financiële verplichtingen te doen niet als overmacht kan worden gekwalificeerd, dat gebrekkige nakoming van een derde in de risicosfeer van eisers ligt en dat  dat niet gebleken is dat een noodtoestand zal ontstaan indien tot executie wordt overgegaan. De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot dit laatste punt dat eisers zich er bij het aangaan van de pandovereenkomst van bewust hadden moeten zijn dat zij het risico aanvaardden dat deze intellectuele eigendomsrechten als verpand goed verkocht zouden worden indien 3XCO en 3XCONL niet aan hun betalingsverplichtingen zouden voldoen.

 

Van gedaagden hoeft bovendien niet verwacht te worden dat zij eisers nog enkele maanden de tijd geven om de App operationeel te krijgen en om deze onder (grote) klanten te verspreiden dan wel andere investeerders aan te trekken zodat zij alsdan in staat zijn aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, zo oordeelt de voorzieningenrechter. De vordering van eisers wordt derhalve afgewezen. Zij worden in reconventie bovendien veroordeeld om aan de in de pandakte opgenomen verplichting tot het afgeven van de meest recente versie van de App te voldoen.

 

IEPT20180307, Rb Oost-Brabant, 3XCO v Hobleko

 

ECLI:NL:RBOBR:2018:1127