Octrooi voor telen van een gewas in ten dele geconditioneerde omgeving niet inventief

31-05-2018 Print this page
IEPT20180530, Rb Den Haag, Plantlab v Wilk
(Met dank aan Rutger van Rompaey, IP~atelier)

Conclusie 1 NL 091 nieuw: bladverwarmingsmiddelen volgens octrooi zijn afzonderlijke lampen die rechtstreeks contact hebben met blad, terwijl stand van techniek niet dergelijke middelen openbaart. Werkwijzeconclusie 8 niet nieuw: alle kenmerken terug te vinden in D1. Werkwijzeconclusie 9 e.v. nieuw: betreffen gebruik bladverwarmingsmiddelen. Conclusie 1 niet inventief: verschilkenmerk met D1 is bladverwarmingsmiddelen, vakman zou op grond van D1, waarin beheersing worteltemperatuur wordt omschreven, zich richten op bladtemperatuur voor verdere kwaliteitsverbeteringen en bij bladverwarmingsmiddelen uitkomen, dat mogelijk is via middelen uit stand van techniek. Systeemconclusies 3 t/m 7 niet inventief: voegen uit stand van techniek bekende LED-verlichting toe hetgeen voor vakman die efficiencyverbeteringen zoekt voor de hand lag. Ten overvloede: ook indien octrooi geldig is geen directe of indirecte inbreuk.

 

OCTROOIRECHT

 

Twee procedures, een nietigheidsprocedure tegen octrooi NL 091 en een inbreukprocedure op grond van dit octrooi. Plantlab is houdster van octrooi NL 091 voor een “Systeem en werkwijze voor het telen van een gewas in een althans ten dele geconditioneerde omgeving”.

 

De rechtbank behandelt eerst de nietigheidsprocedure en oordeelt dat conclusie 1 van het octrooi nieuw is. Volgens Certhon is dat niet het geval, omdat zij vindt dat de in het octrooi genoemde bladverwarmingsmiddelen samenvallen met de verlichtingsmiddelen, omdat die ook warmte afgeven. De rechtbank overweegt dat blijkens figuur 1 van het octrooi de daarin getoonde bladverwarmingsmiddelen als afzonderlijke lampen worden getoond, naast verlichtingsmiddelen. Als bladverwarmingsmiddelen volgens het octrooi kunnen daarom enkel middelen gelden die door rechtstreekse aanstraling of anderszins direct warmte uitwisselend contact met het blad van het gewas hebben, waarmee de bladtemperatuur afzonderlijk van de andere groeifactoren kan worden beheerst. De door Certhon aangedragen documenten uit de stand van de techniek openbaren niet dergelijke middelen, waardoor conclusie 1 dus nieuw is.

 

Werkwijzeconclusie 8 is niet nieuw, omdat alle kenmerken in D1 terug zijn te vinden. De daarop volgende werkwijzeconclusies zijn wel nieuw, aangezien in conclusie 9 het gebruik van bladverwarmingsmiddelen in de zin van het octrooi wordt geïntroduceerd en in de opvolgende conclusies daarop voort wordt gebouwd.

 

NL 091 is volgens de rechtbank niet inventief. D1 openbaart alle kenmerken van conclusie 1, met uitzondering van de bladverwarmingsmiddelen in de zin van het octrooi. De vakman is bekend met de drie voornaamste factoren die voor een goede gewasontwikkeling van belang zijn (fotosynthese, opwaartse sapstroom en koolzuurassimilatiehuishouding). De opwaartse sapstroom wordt beïnvloed door de worteltemperatuur en de gewastemperatuur is van invloed op de mate waarin het blad via de bladmondjes enerzijds koolzuur kan opnemen en anderzijds het door de wortels opgenomen vocht kan verdampen. De vakman zou weten dat het temperatuurverschil tussen het gewas en wortels (delta T) een belangrijke rol speelt voor het complexe samenspel van worteldruk, verdamping, opname van voedingselementen en fotosynthese. Aangezien uit D1 blijkt dat worteltemperatuur met koellamellen kan worden beheerst en dat hierdoor substantiële kwaliteitsverbeteringen en productieverhogingen worden behaald, ligt het voor de hand dat de vakman zich voor een verdere verbetering zal richten op het tweede element van de delta T, de bladtemperatuur. De vakman zal daarom op zoek gaan naar mogelijkheden om de bladtemperatuur afzonderlijk te beïnvloeden en te beheersen, net zoals is gelukt met de worteltemperatuur. De stap naar bladverwarmingsmiddelen is daarmee snel en zonder uitvinderswerkzaamheid gemaakt, aangezien niet in geschil is dat voor bladverwarming geschikte middelen, zoals infraroodstralers reeds bekend waren volgens de stand van de techniek.  

 

Systeemconclusie 3 en daarop voortbouwende systeemconclusies 4 t/m 7 voegen LED-verlichting toe als onderdeel van de verlichtingsmiddelen. Deze toevoeging verschaft geen inventiviteit. Het gebruik van LED-verlichting in de gewasteelt was echter al voor de prioriteitsdatum bekend uit de stand van de techniek. Daarnaast betoogt Certhon naar het oordeel van de rechtbank terecht dat het voor de vakman die op zoek was naar (verdere) efficiencyverbeteringen voor de hand lag om vervolgens ten minste een aantal conventionele gloeilampen te vervangen door LED’s. NL 91 zoals verleend kan dus niet in stand blijven. De hulpverzoeken zijn niet inventief.

 

Aangezien NL 091 wordt vernietigd kan geen sprake zijn van inbreuk op het octrooi. Het gevoerde nietigheidsverweer ten aanzien van EP 814 slaagt, omdat het octrooi nagenoeg gelijkluidend is ten aanzien van NL 091, inclusief de hulpverzoeken. Hierdoor kan er geen sprake zijn van inbreuk op EP 814. De vorderingen in de nietigheidsprocedure worden daarom afgewezen. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat ook als de octrooien geldig zouden zijn geen sprake is van directe of indirecte inbreuk.

 

IEPT20180530, Rb Den Haag, Plantlab v Wilk

 

ECLI:NL:RBDHA:2018:6242