Rectificatie voor uitlatingen inzake conflict over verbouwing Naturalisgebouw

03-08-2018 Print this page
IEPT20180801, Rb Den Haag, Naturalis
(Met dank aan Jesse Hofhuis en Jan Jacobi, Hofhuis Alkema Groen)

Uitlatingenverbod uit vaststellingsovereenkomst geschonden door algemeen directeur Naturalis vanwege uitlating in interview dat geschil met eiser bouwproces heeft vertraagd en veel geld heeft gekost: betreft uitlating over het geschil en doet afbreuk aan het complete beeld dat met persbericht, dat het laatste woord over de zaak moest zijn, is geschetst. Ook antwoord directeur over vraag of hij meer rekening met rechten eiser moest houden, dat als “nee” is beantwoord in strijd met verbod: strookt niet met persbericht en raakt kern van het geschil. Aannemelijk dat eiser reputatieschade heeft geleden: rectificatie toegewezen. Geen rectificatie voor uitlating dat “het conflict het bouwproces heeft vertraagd”: onvoldoende aannemelijk dat mededeling onjuist is, met toegewezen rectificatie wordt aan belang eiser dat de vertraging naar buiten toe niet bij hem in de schoenen wordt geschoven voldaan.

 

PUBLICATIE

 

Kort geding. Bij kort geding vonnis van 7 maart 2017 (IEPT20170307) is het Naturalis verboden het Naturalisgebouw te verbouwen totdat in de bodemprocedure over het verbod is beslist. Vervolgens hebben partijen op 17 maart 2017 een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het geschil. In deze vaststellingsovereenkomst is een uitlatingenverbod opgenomen voor Naturalis. Op 20 maart 2017 hebben partijen een gezamenlijk persbericht naar buiten gebracht over de schikking. Op 3 juli 2018 is een in de Volkskrant een interview met de algemeen directeur van Naturalis gepubliceerd onder de titel “Naturalis herstelt van conflict”. In dit interview heeft de algemeen directeur uitspraken gedaan over het geschil. Volgens eiser is hiermee in strijd met het uitlatingenverbod uit de vaststellingsovereenkomst gehandeld.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat partijen behalve in het persbericht geen uitlatingen zullen doen over het geschil. Bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was voor eiser van essentieel belang dat de beeldvorming over het geschil recht zou doen aan de werkelijke gang van zaken. In het persbericht hebben partijen (mede) beoogd naar buiten toe duidelijk te maken dat Naturalis de schuld op zich zou nemen voor de ontstane noodsituatie die door de bouwstop was ontstaan. Om te voorkomen dat de publieke beeldvorming op dit punt later, als gevolg van uitlatingen van één van de partijen, weer zou wijzigen of afzwakken, is door partijen overeengekomen dat met het persbericht het laatste woord over de zaak is gezegd en partijen verder zouden zwijgen. De voorzieningenrechter volgt eiser in zijn stelling dat de uitlatingen van de algemeen directeur niet alleen in strijd zijn met het uitlatingenverbod, maar ook afbreuk doen aan de bedoeling van de bepaling. Met zijn verklaring dat het conflict met eiser het bouwproces heeft vertraagd en veel geld heeft gekost heeft de algemeen directeur een uitlating gedaan over het geschil. Dat de opmerkingen niet zozeer op de inhoud van het geschil, maar op de gevolgen daarvan zien doet hier niet aan af, aangezien deze uitlatingen afbreuk doen aan het complete beeld dat in het persbericht, dat het laatste woord in de zaak moest zijn, is geschetst.

 

Ook de mededeling van de algemeen directeur als antwoord op de vraag of hij niet meer rekening had moeten houden met de rechten van de eerste architect, dat is beantwoord met “nee”, strookt niet met het persbericht, waarin door Naturalis excuses is aangeboden aan eiser voor de wijze dat Naturalis de kwestie heeft behandeld. Ten onrechte wordt door Naturalis aangevoerd dat deze uitlating geen betrekking heeft op het geschil, aangezien het “nee” ook een antwoord betreft op de vraag of Naturalis bij de verbouwing rekening moest houden met de persoonlijkheidsrechten van eiser, dat nu juist de kern van het geschil vormde.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat het aannemelijk is dat eiser reputatieschade heeft geleden en overweegt dat op grond van artikel 6:103 BW de rechter op vordering van de benadeelde wederpartij kan bepalen dat schadevergoeding in andere vorm dan een geldsom moet plaatsvinden. De voorzieningenrechter acht rectificatie passend, ook omdat het geschonden uitlatingenverbod tot doel had het in het volledige beeld van het conflict dat in het persbericht is geschetst, in stand te laten. De voorzieningenrechter acht het daarom voldoende dat in een rectificatie nogmaals nadrukkelijk op het eerste persbericht wordt gewezen en dat wordt benadrukt dat Naturalis volledig achter dit persbericht staat. De rectificatie wordt niet toegewezen voor wat betreft de uitlating dat “het conflict het bouwproces heeft vertraagd”, aangezien onvoldoende aannemelijk is dat de mededeling onjuist is. Het is voldoende aannemelijk dat het conflict als zodanig ook vanwege de kosten daarvan) tot vertraging van de bouw heeft geleid. Uit het persbericht en de toelichting van eiser leidt de voorzieningenrechter verder af dat het vooral van belang is dat de vertraging naar buiten toe niet bij eiser in de schoenen wordt geschoven, aan hetgeen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende recht wordt gedaan met het plaatsen van de rectificatie.

 

IEPT20180801, Rb Den Haag, Naturalis

 

ECLI:NL:RBDHA:2018:9231