Ex parte verbod in stand gehouden

17-09-2018 Print this page
IEPT20180831, Rb Den Haag, Zavod Prodmash
(Met dank aan Alexander de Leeuw, Daan de Lange en Boukje van der Maazen, Brinkhof)

Geen schending artikel 21 Rv door niet te vermelden dat oppositie tegen octrooi EP 363 nog mogelijk was: voorzieningenrechter zal hebben begrepen dat oppositie tegen het octrooi nog mogelijk was. Geen herziening ex parte beschikking. Conclusie 1 EP 363 nieuw ten opzichte van KR 121: als onderdeel 110 al als ‘tubular element’ in de zin van het octrooi kan worden aangemerkt, is nog geen sprake van een ‘connecting plate’ uit het octrooi. Conclusie 1 inventief ten opzichte van KR 121: gestoeld op betoog dat enige verschilmaatregel het verschil tussen onomkeerbare (plastische) en omkeerbare (elastische) drukvervorming is, terwijl ook de verbindingsplaten een verschilmaatregel vormen. Conclusie 1 nieuw ten opzichte van US 520: geen sprake van verbindingsplaat in de zin van EP 363. Inventiviteitsargumenten inzake US 520 gebaseerd op hindsight: US 520 bevat geen enkele suggestie dat deel van de glijsteunen vervangen zou kunnen worden voor minder kostbare en complexe elementen zoals verbindingsplaten. Botskussen Zavod Prodmash maakt inbreuk op EP 363: voldoet aan conclusiekenmerken dat iedere sliding support een fixing plate omvat en een onderstel, botskussen bevat verbindingsplaat volgens het octrooi.

 

HANDHAVING - PROCESRECHTOCTROOIRECHT

 

Gedaagde is houder van EP 363 voor een ‘Roadside Crash Cushion’. De exclusieve licentiehouder van het octrooi heeft geconstateerd dat Zavod Prodmash haar botskussens zou tentoonstellen tijdens de beurs op het gebied van verkeerstechnologie, de Intertraffic beurs. Vervolgens hebben gedaagde en deze licentiehouder de voorzieningenrechter verzocht om een ex parte verbod. Het verbod is toegewezen. Ook is (na een separaat verzoek) verlof tot het leggen van conservatoir beslag op het botskussen van Zavod Prodmash toegewezen, welk kussen in gerechtelijke bewaring is gegeven. Zavod Prodmash vordert onder meer opheffing van het verbod. De vorderingen worden afgewezen.

 

De formele bezwaren op grond van artikel 21 Rv en het gestelde gebrek aan spoedeisend belang worden verworpen. De voorzieningenrechter oordeelt dat conclusie 1 van EP 363 nieuw is ten opzichte van KR 121, omdat in dat octrooi geen sprake is van een ‘connecting plate’. Conclusie 1 is ook inventief ten opzichte van dat zelfde octrooi. Het niet-inventiviteitsargument van Zavod Prodmash is gebaseerd op het betoog dat de enige verschilmaatregel het verschil tussen onomkeerbare (plastische) en omkeerbare (elastische) drukvervorming is, terwijl ook de verbindingsplaten een verschilmaatregel vormen. Vervolgens wordt geoordeeld dat conclusie 1 nieuw en inventief is ten opzichte van US 520. Dat octrooi bevat geen verbindingsplaat in de zin van EP 363 en de inventiviteitsargumenten zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter gebaseerd op hindsight. US 520 bevat geen enkele suggestie dat deel van de glijsteunen vervangen zou kunnen worden voor minder kostbare en complexe elementen zoals verbindingsplaten.

 

De voorzieningenrechter oordeelt dat sprake is van inbreuk op het octrooi. De stellingen van Zavod Prodmash dat haar botskussen niet aan conclusiekenmerken 4, 6, 7 en 8, 8.1 en 8.2 voldoet worden verworpen. Zo wordt geoordeeld dat het botskussen aan het conclusiekenmerk voldoet dat dat iedere sliding support een fixing plate omvat en een onderstel en wordt geoordeeld dat het botskussen een verbindingsplaat volgens het octrooi bevat.

 

IEPT20180831, Rb Den Haag, Zavod Prodmash

 

ECLI:NL:RBDHA:2018:10449