Onvoldoende spoedeisend belang bij toewijzing vorderingen inzake gestelde auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing van babykleding

29-10-2018 Print this page
IEPT20181026, Rb Amsterdam, Nine & Co v Van Meel
(Met dank aan Marissa Brinks en Lars Bakers, BINGH Advocaten)

Onvoldoende spoedeisend belang bij toewijzing vorderingen inzake gestelde auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing van babykleding: collectie inmiddels gewijzigd in een waartegen eiser geen bezwaar heeft, voldoende aannemelijk dat oude collectie is uitverkocht, dat mogelijk nog enkele kledingstukken online zijn te vinden vormt - mede nu het geen uitgemaakte zaak is dat sprake is van inbreuk - geen rechtvaardiging voor toewijzing vorderingen. Proceskosten gecompenseerd: dat het tot een kort geding is gekomen valt beide partijen te verwijten.

 

PROCESRECHT - AUTEURSRECHT

 

Kort geding inzake gestelde auteursrechtinbreuk op- en slaafse nabootsing van babykleding van Nine & Co. Deze worden afgewezen wegens een gebrek aan spoedeisend belang.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat uit de ingebrachte correspondentie valt af te leiden dat Van Meel van meet af aan handreikingen heeft gedaan om het geschil buiten rechte op te lossen. Zo heeft zij een aanbod gedan tot het aanbrengen van een achttal wijzigingen. Partijen zijn er vervolgens echter niet in geslaagd een overeenstemming te bereiken. Van Meel heeft vlak voor of tijdens het kort geding deze nieuwe collectie gepresenteerd en aangegeven dat de oude collectie slechts 750 stuks betrof en reeds is uitverkocht. Nine & Co heeft in haar akte na pleidooi aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de gewijzigde kledingstukken van Van Meel. Hiermee heeft zij volgens de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang bij haar vorderingen. 

 

Dat er mogelijk nog enkele van die kledingstukken op het internet zijn te vinden, vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen rechtvaardiging voor de toewijzing van de ingrijpende vorderingen van Nine & Co. Daarbij weegt mee dat het geen uitgemaakte zaak is dat sprake is van inbreuk. De voorzieningenrechter overweegt dat de kledingstukken op het eerste gezicht veel op elkaar lijken van Van Meel veel op elkaar lijken, nu de kleuren van vestje, broekje en T-shirt op het oog overeenstemmen. De kleur is echter net als de functioneel bepaalde vorm van de kleding en diverse andere functioneel bepaalde elementen geen beschermd element.  Daarnaast zijn er ook enkele opvallende verschillen, zoals de andere print op het jasje. de afwijkende plaatsing van de naden, de andere afwerking van mouwen, en het andere logo. Of sprake is van een overeenstemmende totaalindruk is al met al niet eenvoudig te beantwoorden.

 

De gevraagde voorzieningen worden om voormelde redenen geweigerd. De proceskosten worden echter gecompenseerd nu het beide partijen valt te verwijten dat het tot een kort geding is gekomen. Enerzijds heeft Nine & Co de gedane handreikingen onvoldoende aangegrepen nu zij is blijven hameren op een onthoudingsverklaring met boetebedingen en een tegemoetkoming in de juridische kosten. Anderzijds kan Van Meel worden verweten dat zij pas vlak voor – of mogelijk zelfs pas ter gelegenheid van - de zitting de nieuwe collectie heeft gepresenteerd, en pas toen kenbaar heeft gemaakt dat zij van de oude collectie slechts 750 sets kleding heeft laten produceren waarmee een relatief geringe omzet is behaald. Daarmee heeft zij Nine & Co de mogelijkheid ontnomen zich te beraden over de voortzetting van de rechtszaak.

 

IEPT20181026, Rb Amsterdam, Nine & Co v Van Meel

 

(kopie originele vonnis)