Onrechtmatig beschuldigen van oud-rechter in anonieme brief en voorlopig getuigenverhoor

03-12-2018 Print this page
IEPT20181030, Hof Den Bosch, De Liegende Rechter

De handelwijze van geïntimeerde met haar aan Nieuwe Revu gezonden anonieme brief en de onder ede afgelegde getuigenissen kwalificeert als onrechtmatige daad: beschuldigingen in anonieme brief en afgelegde getuigenissen onvoldoende feitelijk onderbouwd. Geïntimeerde dient de geleden immateriële schade te vergoeden: de beschuldiging in de brief en de herhalingen onder ede hebben geleid tot beschadiging van eer en goede naam en aantasting van de persoon. De mogelijkheid dat appellant materiële schade heeft geleden is aannemelijk: appellant heeft mogelijk inkomsten gederfd en reis- en verletkosten gemaakt.

 

PUBLICATIE - ONRECHTMATIGE DAAD

 

Appellant is oud-rechter en heeft een aantal van de Chipshol-rechtszaken als rechter bij de rechtbank Den Haag behandeld. Naar aanleiding van een in een boek opgenomen interview, waarin door de advocaat van een familie die betrokken was bij de Chipshol-zaak werd gesteld dat appellant tijdens de Chipshol-zaak uitvoerig met advocaten heeft gebeld, heeft appellant de advocaat gedagvaard om (onder meer) een verklaring voor recht te krijgen dat dit een onrechtmatige uitlating was. Deze procedure ging gepaard met publiciteit. In de Nieuwe Revu verscheen op 31 januari 2007 een artikel met als kop “De Liegende Rechter” wat voor geïntimeerde aanleiding vormde om een anonieme brief te versturen aan de Nieuwe Revu waarin beschuldigingen van partijdig en onprofessioneel rechtersgedrag werden geuit. De familie die betrokken was bij een van de Chipshol-rechtszaken heeft, nadat zij diezelfde brief toegestuurd hebben gekregen door de Nieuwe Revu, op 19 oktober 2009 aangifte gedaan tegen appellant. Op 15 december 2009 heeft diezelfde familie bij de rechtbank Utrecht een verzoekschrift ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Appellant is in november 2010 als getuige gehoord. Bij vonnis van 23 november 2012 heeft de rechtbank Utrecht appellant vrijgesproken. Deze vrijspraak is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand gelaten.

 

Het hof heeft geoordeeld dat de door geïntimeerde in haar anonieme brief geuite beschuldigingen zijn gebaseerd op uitsluitend herinnerde maar gedateerde eigen waarnemingen en/of indrukken, zonder dat zij ook maar enig kritisch eigen onderzoek had verricht naar de juistheid van die na jaren opgekomen herinneringen of naar steun daarvoor in bijkomend bewijsmateriaal had gezocht. De door geïntimeerde in haar anonieme brief geuite beschuldigingen aan het adres van appellant ontberen daarentegen vrijwel iedere nadere feitelijke onderbouwing. Wat betreft de aan het adres van appellant herhaalde beschuldigingen in haar in 2011 en haar in 2012 onder ede afgelegde getuigenissen, verwijst het hof naar hetgeen hiervoor al met betrekking tot diezelfde beschuldigingen als zodanig is overwogen. Hiermee heeft geïntimeerde volgens het hof in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Dat kwalificeert als een aan geïntimeerde toe te rekenen onrechtmatige daad die haar in beginsel verplicht om de als gevolg daarvan door appellant geleden schade te vergoeden.

 

Het hof is van oordeel dat een zodanig verband bestaat tussen de beschuldiging in de brief van februari 2007 en de herhalingen onder ede in 2011 en 2012, waarop de aansprakelijkheid van geïntimeerde berust, dat de schade, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de aard van de schade, namelijk beschadiging van eer en goede naam en aantasting van de persoon, als een gevolg van die brief en de daarin geuite beschuldiging en de daarna in 2011 en 2012 herhaalde beschuldigingen kan worden toegerekend. Geïntimeerde dient de door appellant geleden immateriële schade dient te vergoeden.

 

Het hof oordeelt verder dat de mogelijkheid van schade door gederfde inkomsten en reis- en verletkosten aannemelijk is en in de schadestaat bezien moet worden welke kosten aan het handelen van geïntimeerde kunnen worden toegerekend.

 

IEPT20181030, Hof Den Bosch, De Liegende Rechter

 

ECLI:NL:GHSHE:2018:4499