Buma/Stemra mag voor eisers geen hoger tarief hanteren dan voor gedoogd zakelijk gebruik van particulier abonnement

29-01-2019 Print this page
IEPT20181212, Rb Amsterdam, ABMD v Buma Stemra

Buma/Stemra niet jegens ABMD-leden verplicht tot handhaven bij zakelijk gebruik van particulier abonnement streamingdienst: belangenorganisatie alleen jegens rechthebbenden gehouden op te treden tenzij wegens bekende nadelige gevolgen voor derden in redelijkheid niet van handhaving mag worden afgezien, van dit laatste is geen sprake. Het staat Buma/Stemra echter niet vrij aan ABMD- leden een ander tarief in rekening te brengen dan het tarief dat door streamingdiensten als Spotify wordt afgedragen voor het door Buma/Stemra gedoogd zakelijk gebruik van privélicenties: van Buma/Stemra mag worden verwacht dat vergelijkbare gevallen gelijk behandeld worden, de prijs voor ABMD-leden verschilt sterk van de prijs voor het gedoogd zakelijk gebruik van een privélicentie, hetgeen waarvoor wordt betaald komt op hetzelfde neer. Terbeschikkingstelling geincrypte  muziek aan afnemers ABMD-leden vormt mededeling aan het publiek: afnemers vormen niet een te kleine of onbeduidende groep ontvangers om van een publiek te kunnen spreken, dat die afnemers vervolgens ook voor de door hen verrichte openbaarmaking moeten betalen doet daar niet aan af.

 

AUTEURSRECHT

 

Eisers zijn producenten van achtergrondmuziek die zijn verenigd in de ABMD. Hun afnemers zijn zakelijke gebruikers van achtergrondmuziek zoals horecagelegenheden, winkels en fitnesscentra. ABMD heeft geconstateerd dat sommige ondernemers gebruik maken van een consumentenabonnement bij Spotify voor het afspelen van muziek in hun bedrijfsruimten. ABMD stelt zeer kort samengevat dat Buma en Stemra onrechtmatig handelen door voor hen hoge tarieven te hanteren, terwijl niet wordt gehandhaafd wanneer particuliere abonnementen worden gebruikt voor het afspelen van achtergrondmuziek op de zakelijke markt.

 

De rechtbank oordeelt dat Buma en Stemra niet jegens ABMD-leden verplicht zijn tot handhaven bij zakelijk gebruik van privélicenties van een streamingdienst. Deze belangenorganisaties zijn volgens de rechtbank - tenzij wegens bekende nadelige gevolgen voor derden in redelijkheid niet van handhaving mag worden afgezien - alleen jegens de rechthebbenden gehouden op te treden. Nu het niet optreden tegen zakelijk gebruik van streamingdiensten berust op een afweging die gericht is op een maximale opbrengst voor de rechthebbenden en de voordelen die de leden van ABMD van die handhaving zouden kunnen ondervinden beperkt zijn, is hiervan volgens de rechtbank geen sprake. 

 

Het staat Buma/Stemra echter niet vrij aan ABMD- leden een ander tarief in rekening te brengen dan het tarief dat door streamingdiensten als Spotify wordt afgedragen voor het door Buma/Stemra gedoogd zakelijk gebruik van privélicenties. De rechtbank oordeelt namelijk dat van Buma/Stemra mag worden verwacht dat vergelijkbare gevallen gelijk behandeld worden.  De prijs voor ABMD-leden verschilt sterk van prijs voor gedoogd zakelijk gebruik van privélicentie. Vast staat dat gebruikers van achtergrondmuziek via streamingdiensten een privélicentie hebben waarvoor € 0,99 per maand wordt afgedragen, dus op jaarbasis € 11,88, terwijl de ABMD-leden voor elke afnemer een licentievergoeding van minimaal € 16,23 en maximaal € 81,49 per jaar afdragen. Dit terwijl hetgeen waarvoor wordt betaald volgens de rechtbank op hetzelfde neer komt. De rechtbank verbiedt deze hogere tarieven en bepaalt dat hetgeen meer is betaald dan de vergoedingen die aan de online muziekdiensten voor consumenten (per abonnee) in rekening is gebracht, onverschuldigd betaald is.

 

ABMD had ook nog gesteld dat geen sprake is vaan een mededeling aan het publiek nu sprake is van geincrypte bestanden die alleen aan haar afnemers worden gestuurd, die deze vervolgens openbaar maken. De rechtbank oordeelt echter dat de afnemers een niet een te kleine of onbeduidende groep ontvangers vormen om van een publiek te kunnen spreken.  Dat de verbinding beveiligd is, zodat derden niet ook de op de server aanwezige werken ten gehore kunnen brengen, maakt dat niet anders. Ook de omstandigheid dat die afnemers vervolgens ook voor de door hen verrichte openbaarmaking moeten betalen doet daar niet aan af.

 

IEPT20181212, Rb Amsterdam, ABMD v Buma/Stemra

 

ECLI:NL:RBAMS:2018:8995