Octrooi voor “Enantiomere anticonvulsie-aminozuurderivaten” geldig

16-04-2019 Print this page
IEPT20190123, Rb Den Haag, Accord v RCT

EP 289 van RCT nieuw en inventief. Proefschrift Choi 1995 geen stand van de techniek: onvoldoende onderbouwd dat verdediging van dit proefschrift openbaar was. Subsidiaire stelling Accord dat de door RCT ingeroepen prioriteit US 522 ongeldig is faalt: onvoldoende onderbouwd dat octrooiaanvrager Kohn niet alle rechten kon overdragen aan RCT, omdat de relevante rechten bij de University of Houston zouden liggen. Masterscriptie Le Gall, waarin 107e wordt omschreven, geen goed uitgangspunt voor beoordeling inventiviteit EP 289: geen promising springboard o.a. omdat sprake is van een masterscriptie en geen dissertatie of publicatie van een gerenommeerd wetenschapper. Secundaire indicia die erop wijzen dat octrooi inventief is: Kohn en collega’s die expert zijn op gebied van ontwikkeling anti-epileptica waren bekend met Le Gall maar hebben jarenlang niet ingezien dat 107e interessante stof was om te onderzoeken.

 

OCTROOIRECHT

 

Accord produceert generieke geneesmiddelen. RCT RCT is een technologie investerings- en managementbedrijf dat onderzoek van onder andere universiteiten ondersteunt en in dat verband uitvindingen van de University of Houston exploiteert. Zij is houdster van een octrooi EP 289 voor “Enantiomere anticonvulsie-aminozuurderivaten”. Accord vordert vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi en het op grond daarvan verleende ABC.

 

De rechtbank beoordeelt eerst of de Choi-publicatie uit 1995 op de prioriteitsdatum, 15 maart 1996 tot de stand van de techniek behoorde. Accord heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de verdediging van dit proefschrift openbaar was, waardoor de rechtbank het niet tot de stand van de techniek rekent. Vervolgens wordt beoordeeld of de RCT een geldig beroep kan doen op de prioriteit van US 522, omdat anders Choi 1995 en Choi 1996 nieuwheidsschadelijk zijn. Het beroep op het ontbreken van de prioriteit van US 522 faalt echter, omdat onvoldoende is onderbouwd dat octrooiaanvrager Kohn niet alle rechten kon overdragen aan RCT, omdat de relevante rechten bij de University of Houston zouden liggen. Er is geen ruimte voor het leveren van nader bewijs, gelet op de processtrategie van Accord. Door de processtrategie is het complexe debat dat schuilgaat achter de paar zinnen in de dagvaarding en de akte bij aanbrengen, niet goed uit de verf gekomen. Dit is echter volgens de rechtbank het gevolg van de keuze van Accord om deze procedure in het VRO-regime te voeren, haar kaarten vervolgens nog even tegen de borst te houden en om, toen zij volledig bekend was met het verweer van RCT en alle bewijsstukken uit de Engelse procedure, niet alsnog te verzoeken de zaak uit het VRO-regime te halen.

 

De rechtbank oordeelt vervolgens dat het octrooi van RCT inventief is. Accord grond haar inventiviteitsaanval op een masterscriptie van Le Gall, waarin de gesynthetiseerde verbinding “107e” wordt omschreven op grond waarvan de vakman zonder inventieve arbeid tot de materie van EP 289 zou komen. De rechtbank oordeelt echter dat Le Gall geen promising spring board is, onder andere doordat sprake is van een masterscriptie en geen issertatie of publicatie van een gerenommeerd wetenschapper. Hierdoor  kon Le Gall ook gemakkelijker speculeren over positieve verwachtingen van 107e, zonder daaraan overigens duidelijke conclusies te verbinden. De rechtbank noemt verder nog secundaire incidia die erop wijzen dat het octrooi inventief is. Kohn en zijn collega’s waren bij uitstek deskundig op het gebied van de ontwikkeling van anti-epileptica en bekend met Le Gall, maar hebben jaren lang niet ingezien dat 107e een interessante stof was om te onderzoeken. Het octrooi houdt dus stand.

 

IEPT20190123, Rb Den Haag, Accord v RCT

 

ECLI:NL:RBDHA:2019:563