Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over mededeling aan het publiek

05-04-2019 Print this page
IEPT20190405, HR, Brein v NSE

Met dank aan Thijs van Aerde (Houthoff) en Jacqueline Seignette en Marijn Kingma (Höcker))

 

Hoge Raad stelt prejudiciële vragen in geschil tussen Brein en usenetprovider NSE nu gerede twijfel bestaat of NSE mededeling aan het publiek heeft verricht: enerzijds geldt dat het hof heeft geoordeeld dat de diensten van NSE een louter technisch, automatisch en passief karakter hebben waardoor niet is uit te sluiten dat NSE slechts faciliteiten ter beschikking heeft gesteld als bedoeld in punt 27 van de considerans van de Auteursrechtrichtlijn, anderzijds geldt dat door tussenkomst van NSE beschermde werken ter beschikking zijn gesteld aan het publiek zonder toestemming van de rechthebbenden nu NSE heeft gefaciliteerd dat deze werken met behulp van een door NSE aangeboden zoekfunctie en aan de hand van een overzicht van nieuwsgroepen en/of een uniek message-id eenvoudig konden worden gevonden en gedownload door de gebruikers van het platform.

 

AUTEURSRECHT

 

De Hoge Raad is voornemens prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU in een geschil tussen Brein en usenetprovider NSE.  Naar het oordeel van de Hoge Raad bestaat gerede twijfel over het antwoord op de vraag of NSE een mededeling aan het publiek heeft verricht.

 

Enerzijds geldt dat het hof heeft geoordeeld dat de diensten van NSE een louter technisch, automatisch en passief karakter hebben. In zoverre is volgens de Hoge Raad niet uit te sluiten dat geoordeeld moet worden dat NSE slechts faciliteiten ter beschikking heeft gesteld als bedoeld in punt 27 van de considerans van de Auteursrechtrichtlijn. Anderzijds geldt dat, door tussenkomst van NSE, beschermde werken ter beschikking zijn gesteld aan het publiek zonder toestemming van de rechthebbenden. NSE heeft gefaciliteerd dat deze werken met behulp van een door NSE aangeboden zoekfunctie en aan de hand van een overzicht van nieuwsgroepen en/of een uniek message-id eenvoudig konden worden gevonden en gedownload door de gebruikers van het platform. Hierdoor kan volgens de Hoge Raad niet worden uitgesloten dat het handelen van NSE moet worden aangemerkt als een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn. De Hoge Raad is voornemens de volgende vragen van uitleg te stellen:

 

1. Verricht een exploitant van een platform voor Usenetdiensten (zoals NSE is geweest), onder de omstandigheden zoals hiervoor in 3.1 en 4.2.3 beschreven, een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PbEG 2001, L 167/10; hierna: Auteursrechtrichtlijn)?

 

2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt (en dus sprake is van een mededeling aan het publiek): Staat de vaststelling dat de exploitant van een platform voor Usenetdiensten een mededeling aan het publiek verricht in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn in de weg aan toepassing van art. 14 lid 1 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG 2000, L 178/1; hierna: Richtlijn inzake elektronische handel)?

 

3. Indien het antwoord op vraag 1 of 2 ontkennend luidt (en een beroep op de vrijstelling van art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel dus in beginsel mogelijk is): Speelt de exploitant van een platform voor Usenetdiensten, die diensten verleent zoals hiervoor in 3.1 en 4.2.3 omschreven, anderszins een actieve rol die in de weg staat aan een geslaagd beroep op art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel?

 

4. Kan aan de exploitant van een platform voor Usenetdiensten die een mededeling aan het publiek verricht en aan wie een geslaagd beroep toekomt op art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel, worden verboden om de inbreuk voort te zetten, dan wel kan hem een bevel worden opgelegd dat meer omvat dan hetgeen is vermeld in art. 14 lid 3 van de Richtlijn inzak elektronische handel, of levert dat strijd op met art. 15 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel?

 

De Hoge Raad stelt partijen in de gelegenheid zich omtrent de vragen uit te laten. 

 

IEPT20190405, HR, Brein v NSE

 

(kopie originele arrest)

Conclusie AG (ECLI:NL:PHR:2018:1521)

Eindarrest: IEPT20190607, HR, Brein v NSE

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinars:

IE-Update 2e kwartaal 2019

IE-Handhaving 2018-2019