Onbevoegdheid rechter vanwege rechtsonzekerheid door nog onbeantwoorde prejudiciële vraag

15-10-2019 Print this page
IEPT20190621, Rb Gelderland, Salam

Voorzieningenrechter acht zich onbevoegd, verwijst de zaak door: gelet op onzekerheid over uitleg van artikel 99 GMVo door nog onbeantwoorde prejudiciële vraag. Vordering tot terugbetaling van € 15.983,77 voor niet-geleverde bestelling SALAM-worst toegewezen: levering zal niet meer plaatsvinden, geen gemotiveerd verweer tegen vordering.

 

PROCESRECHT

 

Kort geding. [Eiser sub 1]  is met zijn broer sinds circa  2008 actief op de Spaanse markt met de verkoop van verschillende soorten halal worst in de categorie vleeswaren. Deze verkopen zij onder de naam ‘SALAM’ en op enig moment is voor de worsten een logo ontworpen. [Gedaagde sub 1] is de worsten gaan produceren. Sinds enkele jaren verkoopt en levert [gedaagde sub 1] ook worsten aan groothandel B.

 

 [Eiser sub 1] stelt dat [gedaagde sub 1] groothandel B is gaan gebruiken voor de verkoop van nagemaakte producten van het merk SALAM, zonder toestemming van de merkhouder. [Eiser sub 1] vordert onder meer een verbod voor [gedaagde sub 1] om zonder toestemming worst met het logo, merk en de handelsnaam SALAM te verkopen. Gedaagden hebben ter zitting een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Of artikel 99 lid 1 van de Gemeenschapsverordening in samenhang van artikelen 123 en 124 van de Uniemerkenverordening ertoe leidt dat uitsluitend de rechtbank Den Haag, en in kort geding de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, bevoegd is in zaken betreffende (inbreuken op) Uniemerken, is op dit moment nog ongewis. Hierover is een prejudiciële vraag gesteld  in een soortgelijke zaak (IEPT20181102, HR, Spin Master). Gelet op de onzekerheid over de uitleg van artikel 99 GMVo zolang de prejudiciële vraag nog niet is beantwoord, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om uitsluitend de rechtbank Den Haag bevoegd te achten. De voorzieningenrechter verwijst de zaak door (IEPT20190830, Rb Den Haag, Salam).

 

De door [eiser sub 2] gevorderde veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van een bedrag van € 15.983,77 voor een betaalde, maar niet geleverde bestelling worst, wordt toegewezen. Partijen zijn het erover eens dat de levering niet meer zal plaatsvinden en [gedaagde sub 1] heeft geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering.

 

IEPT20190621, Rb Gelderland, Salam

 

ECLI:NL:RBGEL:2019:3932