Vorderingen in incident bestuurder Fresh.fm afgewezen

20-02-2020 Print this page
IEPT20190730, Hof Amsterdam, Scoezh v Buma

Incidentele vordering ter verkrijging voorlopig oordeel in kort geding afgewezen: vordering die ziet op een voorlopig oordeel is niet toewijsbaar omdat een incident niet kan worden aangewend om een vooruitlopend voorlopig oordeel te verkrijgen in een kort geding hoofdzaak waarin het gaat om het verbeurd zijn van dwangsommen en gelegde beslagen. Vordering ex artikel 351 Rv (schorsing tenuitvoerlegging uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis) niet toewijsbaar voor wat betreft het vonnis van 24 mei 2016 omdat dit appel niet tegen dat vonnis is ingesteld en wat betreft het vonnis van 10 april 2017 geen inhoudelijke onderbouwing is gegeven. Vorderingen met betrekking tot beslagen eveneens niet toewijsbaar omdat X niet ontvankelijk is wanneer vordering gegrond is op artikel 438 Rv (executiegeschil) , terwijl wanneer X heeft betoogd dat de beslagen ten onrechte zijn gelegd, de beslissing pas in de hoofdzaak genomen wordt.

 

EXECUTIEGESCHIL

 

Tussenarrest.
Eiser (bestuurder SCOEZH) heeft gevorderd dat het hof een voorlopig oordeel zal geven inhoudende dat de aangezegde dwangsommen zijn verjaard als gevolg van de nietigheid van de stuitingsexploten en de executoriale derdenbeslagen van Buma zal opheffen. Eiser heeft subsidiair gevorderd dat het hof de uitvoerbaarheid van het vonnis van 24 mei 2016 en het vonnis van 10 april 2017 zal schorsen totdat in de hoofdzaak is beslist en de executoriale derdenbeslagen van Buma zal opheffen en meer subsidiair gevorderd dat het hof bij eindarrest in de hoofdzaak zal beslissen op het incident.

 

Het hof wijst de vordering af. De primaire vordering is niet toewijsbaar voor zover die ziet op een voorlopig oordeel. De hoofdzaak is een kort geding dat tot inzet heeft het verbeurd zijn van dwangsommen en gelegde beslagen, waarin het hof tot een voorlopig oordeel zal komen. Een incident kan niet worden aangewend om een daarop vooruitlopend voorlopig oordeel te verkruigen. Omdat deze vordering niet toewijsbaar is, komt het hof niet toe aan de behandeling van het de subsidiaire vordering, te weten de schoring van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring, die tot hetzelfde resultaat zou kunnen leiden.  De vordering ex. Artikel 351 Rv is naar het oordeel van het hof evenmin toewijsbaar omdat dit appel niet tegen het vonnis van 24 mei 2016 is ingesteld en wat betreft het vonnis van 10 april 2017 omdat een inhoudelijke onderbouwing ontbreekt. Dat de executie plaatsvindt dan wel doorgaat terwijl bekend is dat [X] zich op het standpunt stelt dat dwangsommen verjaard zijn is als zodanig geen misbruik van bevoegdheid. De vorderingen aangaande de beslagen zijn niet toewijsvaar. Voor zover deze zijn gebaseerd op artikel 438 had X zich tot de rechtbank moeten wenden en is hij niet ontvankelijk. Wanneer X had willen betogen dat die beslagen ten onrechte zijn gelegd omdat de dwangsommen niet verbeurd dan wel verjaard zijn, is een beslissing pas te nemen in de hoofdzaak.

 

IEPT20190730, Hof Amsterdam, Scoezh v Buma

 

ECLI:NL:GHAMS:2019:2811