Geen spoedeisend belang bij behandeling in kort geding van gestelde inbreuk op handelsnaam

17-09-2019 Print this page
IEPT20190902, Rb Limburg, Qill International
(Met dank aan Yves Janssen, Huver Advocaten)

Geen spoedeisend belang bij behandeling in kort geding van gestelde inbreuk op handelsnaam Derma: met overgelegde e-mails is voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser al in april 2018 op de hoogte was van gebruik handelsnaam gedaagde, vervolgens is 10 maanden gewacht met sommatie en daarna ruim 5 maanden met dagvaarding. Ook bij spoedeisend belang geen sprake van inbreuk: voldoende aannemelijk dat eiser met de overdracht van haar onderneming ook (de gebruikersrechten van) de handelsnaam heeft overdragen ondanks andersluidende passage in overeenkomst.

 

PROCESRECHT - HANDELSNAAMRECHT - OVERDRACHT

 

Kort geding. Eiser vordert samengevat veroordeling van Qill “om het gebruik van de (handels)naam ‘Derma’ in enigerlei combinatie in al haar uitingen te staken en gestaakt te houden.

 

De vordering strandt reeds wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Qill heeft met de door haar overgelegde e-mails voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser al in april 2018 op de hoogte was van het gebruik van haar handelsnaam. Deze e-mails zijn gericht aan eiser dan wel derden, waarbij eiser in het laatste geval in als ontvanger is “ingekopieerd”. Alle e-mails zijn door Qill ondertekend met de naam “Derma” of “Derma Huidkliniek Roermond”. Niet gesteld of gebleken is dat eiser daar vóór het verzenden van de sommatiebrief van 7 februari 2019 ooit iets richting Qill over heeft opgemerkt. Daarentegen schrijft eiser op 9 april 2018 in reactie op een e-mail van de eigenaar van Qill wel: “Fijn om te horen dat het goed gaat met Derma in Roermond.”

 

Hierna zijn 10 maanden verstreken voor een sommatie is gestuurd, en vervolgens 5 maanden tot het sturen van een dagvaarding. Dit resulteert naar het oordeel van de voorzieningenrechter in een periode van (ruim) een jaar waarin eiser onvoldoende voortvarend heeft gehandeld om spoedeisend belang en behandeling in kort geding te rechtvaardigen.

 

Ook in het geval wel sprake zou zijn van een spoedeisend belang, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vorderingen van eiser moet worden afgewezen. Dit omdat voldoende aannemelijk is dat eiser met de overdracht van haar onderneming aan de verhuurder - die deze weer aan Qill heeft overgedragen - ook (de gebruikersrechten van) de handelsnaam heeft overdragen.

 

IEPT20190902, Rb Limburg, Qill International

 

(kopie originele vonnis)