Trekken en publiceren van conclusies over fraude en bestuurlijk gedrag niet onrechtmatig

12-09-2019 Print this page
IEPT20190903, Hof Amsterdam, GVB

Door RvC getrokken conclusies in onderzoek naar  fraude en bestuurlijk gedrag niet onrechtmatig: RvC heeft beoordelingsvrijheid om ernst van schending aanbestedingsregels/interne regels te bepalen. Publicatie van getrokken conclusies in persbericht niet onrechtmatig: GVB heeft zwaarwegend en spoedeisend belang bij publiceren van onderzoek en naam appellant wordt niet vermeld. Publiceren van conclusies in jaarverslag 2012 niet onrechtmatig: RvC mag afwijken van advies ondernemingsraad en overweging kantonrechter en GVB dient ontwikkeling getrouw weer te geven.

 

ONRECHTMATIGE DAAD

 

Appellant is van 1 januari 2002 tot 1 mei 2010 bestuurder geweest van GVB. In april 2012 heeft de Raad van Commissarissen (RvC), naar aanleiding van berichtgeving in De Telegraaf, opdracht gegeven tot een forensisch onderzoek. Uit dit onderzoek heeft de RvC geconcludeerd dat van fraude geen sprake is geweest, maar dat er wel feiten zijn vastgesteld van het opzettelijk negeren van geldende wet- en regelgeving en/of het negeren van interne regels. Appellant stelt dat GVB onrechtmatig heeft gehandeld door de gewraakte conclusies te publiceren middels verspreiding van het persbericht op 12 juni 2012 en publicatie in het jaarverslag 2012.

 

Allereerst stelt GVB dat de op het persbericht van 12 juni 2012 gebaseerde vordering op of rond 13 juni 2017 is verjaard. Bij akte tot eiswijziging heeft appellant een beroep gedaan op stuiting door een brief van 27 juni 2014 van de advocaat van appellant aan de advocaat van GVB. Het hof is van oordeel dat de passage uit de brief voldoende duidelijk tot uitdrukking brengt dat appellant niet alleen de publicatie in het jaarverslag 2012 onrechtmatig acht, maar ook de eerdere perspublicatie. Het beroep op stuiting slaagt.

 

Het hof is van oordeel dat de RvC de vrijheid had om de geconstateerde schendingen zo ernstig te achten dat de door hem getrokken conclusies gerechtvaardigd waren. GVB heeft dus niet onrechtmatig jegens appellant gehandeld. Het hof is verder van oordeel dat GVB niet onrechtmatig heeft gehandeld door de conclusies van de RvC in de gekozen bewoordingen in het persbericht op 12 juni 2012 te publiceren. Het belang van GVB bij de publicatie mocht zij redelijkerwijs als zwaarwegend en spoedeisend kwalificeren. Daarnaast is er rekening gehouden met de belangen van appellant, in zoverre dat het persbericht zijn naam niet vermeldt. Ten slotte komt het hof tot het oordeel dat de publicatie van de conclusies in het jaarverslag 2012 niet onrechtmatig zijn jegens appellant. Gelet op de beoordelingsvrijheid van de RvC kon de RvC, ook na kennisneming van het advies van de ondernemingsraad en de overwegingen van de kantonrechter, redelijkerwijs het oordeel handhaven dat de door hem uit het BDO-rapport getrokken conclusies gerechtvaardigd waren.

 

IEPT20190903, Hof Amsterdam, GVB

 

ECLI:NL:GHAMS:2019:3221