Levensmiddelen uit de bezette gebieden mogen niet het predicaat 'uit Israël' dragen

12-11-2019 Print this page
IEPT20191112, HvJEU, Organisation juive europeenne v Ministre de l Economie

Levensmiddelen die afkomstig zijn uit gebieden die worden bezet door de staat Israël, moeten de vermelding van het gebied van oorsprong daarvan en, wanneer zij afkomstig zijn uit een Israëlische nederzetting binnen dat gebied, de vermelding van deze herkomst bevatten: uit verordening 1169/2011 (betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten) volgt dat herkomst van een levensmiddel moet worden vermeld als weglaten de consument kan misleiden. Het feit dat op levensmiddelen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, wordt vermeld dat de Staat Israël hun „land van oorsprong” is, terwijl deze levensmiddelen in werkelijkheid afkomstig zijn uit een van de door Israël bezette gebieden, zou de consumenten kunnen misleiden. Het weglaten van de vermelding „uit een Israëlische nederzetting“ zou bij de consument de indruk kunnen wekken dat dit levensmiddel een andere plaats van herkomst heft dan zijn werkelijke plaats van herkomst. De omstandigheid dat een levensmiddel uit een in strijd met humanitair recht gesticht gebied afkomstig is kan de aankoopbeslissingen van de consumenten op ethische gronden beïnvloeden.

 

ETIKETTERING

 

Uit het perscommuniqué: “[...] In de eerste plaats heeft het Hof vastgesteld dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel overeenkomstig de artikelen 9 en 26 van verordening nr. 1169/2011 moet worden vermeld indien het weglaten daarvan de consument kan misleiden doordat bij hem de indruk wordt gewekt dat dit levensmiddel een ander land van oorsprong of een andere plaats van herkomst heeft dan zijn werkelijke land van oorsprong of zijn werkelijke plaats van herkomst. Daarnaast heeft het opgemerkt dat de vermelding van de oorsprong of de herkomst op dat levensmiddel niet misleidend mag zijn.

 

In de tweede plaats heeft het Hof gepreciseerd welke uitlegging moet worden gegeven aan de begrippen „land van oorsprong”, „land” en „gebied” in de zin van verordening nr. 1169/2011. Het Hof heeft opgemerkt dat het begrip „land van oorsprong” in artikel 2, lid 3, van die verordening wordt gedefinieerd onder verwijzing naar het douanewetboek van de Unie , waarin bepaald is dat goederen moeten worden geacht van oorsprong te zijn uit een bepaald „land” of „gebied” wanneer deze goederen geheel en al in dit land of gebied zijn verkregen, of wanneer de laatste ingrijpende verwerking of bewerking van die goederen in dat land of gebied heeft plaatsgevonden. Wat betreft het begrip „land” – dat in het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in tal van gevallen wordt gebruikt als synoniem voor het begrip „staat” – heeft het Hof erop gewezen dat met het oog op een consistente uitlegging van het Unierecht aan dat begrip dezelfde betekenis moet worden toegekend in het douanewetboek van de Unie en dus in verordening nr. 1169/2011. Het begrip „staat” ziet op een soevereine entiteit die binnen haar geografische grenzen de door het internationale recht erkende bevoegdheden in hun volle omvang uitoefent. Aangaande het begrip „gebied” heeft het Hof opgemerkt dat uit de formulering zelf van het douanewetboek van de Unie blijkt dat dit begrip betrekking heeft op andere entiteiten dan „landen” en dus op andere entiteiten dan „staten”. In dit verband heeft het Hof gepreciseerd dat het feit dat op levensmiddelen wordt vermeld dat de staat Israël hun „land van oorsprong” is, de consumenten zou kunnen misleiden wanneer deze levensmiddelen in werkelijkheid afkomstig zijn uit gebieden die volkenrechtelijk gezien elk een eigen status hebben die onderscheiden is van die van de staat Israël, ook al worden zij door deze staat bezet en zijn zij onderworpen aan een beperkte rechtsmacht van die staat als bezettingsmacht in de zin van het internationale humanitaire recht. Bijgevolg heeft het Hof voor recht verklaard dat de vermelding van het gebied van oorsprong van de levensmiddelen in kwestie verplicht is in de zin van verordening nr. 1169/2011, opdat consumenten niet worden misleid ten aanzien van het feit dat de staat Israël in de betreffende gebieden aanwezig is als bezettingsmacht en niet als soevereine entiteit.

 

In de derde en laatste plaats heeft het Hof met betrekking tot het begrip „plaats van herkomst” opgemerkt dat dit begrip moet worden opgevat als een verwijzing naar een specifiek geografisch gebied binnen het land of gebied van oorsprong van een levensmiddel, met uitsluiting van het adres van de producent. Zo kan de vermelding dat een levensmiddel afkomstig is uit een „Israëlische nederzetting” in een van de „door de staat Israël bezette gebieden”, worden beschouwd als een vermelding van de „plaats van herkomst”, voor zover de term „nederzetting” verwijst naar een specifieke geografische plaats.

 

Wat voorts de vraag betreft of de vermelding „Israëlische nederzetting” verplicht is, heeft het Hof allereerst benadrukt dat de nederzettingen in bepaalde door de staat Israël bezette gebieden hierdoor worden gekenmerkt dat zij de concrete uitdrukking vormen van een door die staat buiten zijn grondgebied uitgevoerd beleid waarbij bevolkingsdelen worden overgebracht, hetgeen in strijd is met de regels van internationaal humanitair recht. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat de weglating van die vermelding – hetgeen impliceert dat alleen het gebied van oorsprong wordt vermeld – de consument kan misleiden. Zonder enige informatie die hem ter zake uitsluitsel kan verschaffen, kan de consument immers niet weten dat een levensmiddel afkomstig is uit een plaats die of een geheel van plaatsen dat een nederzetting vormt die in een van die gebieden is gesticht in strijd met de regels van het internationaal humanitair recht. Het Hof heeft opgemerkt dat uit verordening nr. 1169/20118 volgt dat de verstrekking van informatie aan de consumenten hen in staat moet stellen goed doordachte keuzen te maken met aandacht voor niet alleen gezondheids-, milieu-, economische of sociale aspecten, maar ook ethische aspecten of aspecten die betrekking hebben op de eerbiediging van het internationale recht. In dit verband heeft het Hof benadrukt dat dergelijke overwegingen de aankoopbeslissingen van de consumenten kunnen beïnvloeden."

 

IEPT20191112, HvJEU, Organisation juive européenne v ministre de l‘Économic

 

Lees het volledige perscommuniqué hier

 

C-363/18 - ECLI:EU:C:2019:954