Curator dient niet-ingeschreven pandrechten tegen zich te laten gelden

03-12-2019 Print this page
IEPT20191119, Rb Rotterdam, Wafloma v Curator
(Met dank aan Remco de Jong, Ralf van der Pas, Wim Maas en Misja Boeken, TaylorWessing)

Voorzieningenrechter beperkt zich tot pandrechten op de Nederlandse en de Nederlandse delen van de intellectuele eigendomsrechten: Rechtskeuze voor de goederenrechtelijke aspecten van EU en VS octrooien is niet mogelijk. Verpande intellectuele eigendomsrechten voor zover het betreft de Uniemerken, de Nederlandse octrooien, de Nederlandse delen van de Europese octrooien en de internationale Europese en Nederlandse octrooiaanvragen zullen verblijven bij Wafloma: curator dient niet-ingeschreven pandrechten tegen zich te laten gelden. Verzoek van Wafloma om de IE-rechten te laten verblijven toewijsbaar:  de door Wafloma aangeboden prijs geldt niet voor de buitenlandse (delen van de ) octrooien en Wafloma mag deze op haar naam of een door haar aan te wijzen derde, zetten in de daartoe bestemde registers.

 

IE-GOEDERENRECHT

 

Beschikking. HJ Forever en HJ Patents B.V. zijn in staat van faillissement verklaard. HJ Forever is rechthebbende op een aantal Uniemerken, Nederlandse octrooien, Europese octrooien en aanvragen, Amerikaanse octrooien en een aanvrage en internationale en nationale octrooiaanvragen. De intellectuele eigendomsrechten hebben betrekking op een component van zogenoemd smart glas. Deze intellectuele eigendomsrechten zijn door HF verkregen uit een eerdere failliete boedel. Wafloma heeft deze transactie gefinancierd. Tot zekerheid van terugbetaling hebben HJ Forever en HJ Forever Patents bij aktes van 17 juli 2016, 19 december 2017 en 27 maart 2018 ten behoeve van Wafloma een eerste pandrecht gevestigd op de aan de hen toebehorende bestaande en toekomstige intellectuele eigendomsrechten.

 

De curator betwist dat de niet-geregistreerde pandrechten tegen hem kunnen worden ingeroepen en hij stelt dat Wafloma de waarde van de intellectuele eigendomsrechten (getaxeerd op nihil) onvoldoende heeft onderbouwd. 
De voorzieningenrechter zal zich beperken tot een oordeel met betrekking tot de pandrechten op de Uniemerken, de NL octrooien, de NL delen van de Europese octrooien en de internationale, Europese en NL octrooiaanvragen. Voor de buitenlandse delen van de EU octrooien en voor de Amerikaanse octrooien- en aanvrage geldt dat de goederenrechtelijke aspecten (geldigheid van het pandrecht en de uitwinning ervan) worden beheerst door het recht van het land waar het octrooi werking heeft, dan wel de bescherming ervan wordt ingeroepen (lex protectionis). Rechtskeuze voor de goederenrechtelijke aspecten is niet mogelijk.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat inschrijving in het octrooiregister geen constitutief vereiste is voor de totstandkoming van de pandrechten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de curator in dit geval niet te beschouwen als een derde die een beroep kan doen op deze bescherming, aangezien de curator de vermogensrechten van de gefailleerde uitoefent (art. 23 en 68 Fw) en daarmee heeft de curator geen andere vermogenspositie dan de gefailleerde zelf. De curator kent de pandrechten uit de administratie van gefailleerden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de pandrechten op de Nederlandse octrooien, de Nederlandse delen van de Europese octrooien en de Nederlandse, Europese en internationale aanvragen tegen de curator kunnen worden ingeroepen en dat Wafloma als separatist bevoegd is om de betreffende intellectuele eigendomsrechten te verkopen alsof er geen faillissement was.
Wafloma wenst de intellectuele eigendomsrechten in eigendom te verkrijgen tegen € 50.000,- (te verrekenen met haar vordering op gefailleerden) of een andere door de voorzieningenrechter te bepalen prijs. In dit geval geldt voorts dat de verzekerde vordering van Wafloma op gefailleerden ruim € 7.000.000,- bedraagt. Hieruit volgt dat de voorzieningenrechter het verblijvingsverzoek kan toewijzen indien in voldoende mate vaststaat dat een bij openbare verkoop te verkrijgen koopprijs van de intellectuele eigendomsrechten gelijk of minder is dan het vorderingsrecht waarvoor de pandrechten tot zekerheid strekken. De bij openbare verkoop te verkrijgen koopprijs, waarbij ook Wafloma een bod zou mogen uitbrengen, zal mede afhangen van het aantal gegadigden.
Met verwijzing naar het taxatierapport heeft Wafloma zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de octrooien (nagenoeg) nihil is en dat zij deze louter voor defensieve doeleinden wenst te verwerven. De curator heeft op zijn beurt onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou kunnen volgen dat deze intellectuele eigendomsrechten wel een (substantiële) waarde vertegenwoordigen. Voor de recente octrooiaanvrage is volgens de curator wel concrete interesse. Hij heeft echter niet gesteld dat de door hem benaderde partijen bereid zijn een hogere prijs te betalen dan Wafloma. Met betrekking tot de Uniemerkrechten is niet gesteld of gebleken dat deze enige waarde vertegenwoordigen. 
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het verzoek om de intellectuele eigendomsrechten aan Wafloma te laten verblijven toewijsbaar. De door Wafloma aangeboden prijs heeft betrekking op alle intellectuele eigendomsrechten, maar de voorzieningenrechter zal de door Wafloma te betalen koopprijs bepalen op dat bedrag. Deze koopprijs geldt dus niet voor de buitenlandse (delen van de) octrooien. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de prijs te verminderen voor de buitenlandse delen die hier buiten beschouwing blijven.

 

IEPT20191119, Rb Rotterdam, Wafloma v Curator

 

ECLI:NL:RBROT:2019:9240