Geen dwaling bij vaststellingsovereenkomst

03-03-2020 Print this page
IEPT20191217, Rb Amsterdam, Dataprovider v SIDN

Geen dwaling Dataprovider bij vaststellingsovereenkomst in kader van kort geding: niets afgesproken over duur van verdere samenwerking of dat een lange duur van verdere samenwerking uitgangspunt van de regeling is geweest, dat tijdens zitting waarbij vaststellingsovereenkomst is gesloten is gesproken over “toekomstige samenwerking” en “naar de toekomst kijken” betekent niet dat Dataprovider op samenwerking van lange duur mocht rekenen, geen exclusieve samenwerking bedongen, Dataprovider heeft schikking niet afhankelijk gesteld van de langdurige voortzetting van de samenwerking en ook niet duidelijk gemaakt dat zij alleen met een voorstel van de wederpartij instemde omdat zij uitging van de voortzetting van de samenwerking voor langere tijd.

 

DWALING

 

Dataprovider beroept zich op dwaling bij het aangaan van een schikking in het kader van een kort geding. De vorderingen worden afgewezen.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat het de vraag is of partijen bij de vaststellingsovereenkomst ook de voortzetting van de toekomstige samenwerking aan hun overeenkomst ten grondslag hebben gelegd. Dat blijkt niet uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst, waarin niets is afgesproken over de duur van de verdere samenwerking. Ook blijkt uit niets dat een lange duur van de verdere samenwerking uitgangspunt van de regeling is geweest. Dat tijdens de zitting waarbij de vaststellingsovereenkomst is gesloten is gesproken over “toekomstige samenwerking” en “naar de toekomst kijken” betekent niet dat Dataprovider op een samenwerking van lange duur mocht rekenen, onder meer omdat geen exclusieve samenwerking is bedongen. Het belangrijkste is echter volgens de voorzieningenrechter dat Dataprovider de schikking niet afhankelijk heeft gesteld van de langdurige voortzetting van de samenwerking en ook niet duidelijk heeft gemaakt dat zij alleen met een voorstel van de wederpartij instemde omdat zij uitging van de voortzetting van de samenwerking voor langere tijd. Op grond van deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het SIDN duidelijk moest zijn dat Dataprovider slechts tot de schikking bereid was omdat zij rekende en mocht rekenen op een langdurige samenwerking en dat op SIDN daarom een spreekplicht (artikel 6:228(1)(b) BW) rustte met betrekking tot de ‘tool’ die zij aan het ontwikkelen was, waardoor zij Dataprovider niet langer nodig zou hebben, om zo te voorkomen dat Dataprovider zou dwalen.

 

IEPT20191217, Rb Amsterdam, Dataprovider v SIDN

 

ECLI:NL:RBAMS:2019:9648